Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Groot licht

(voor Wystan Hugh Auden (1907 - 1973))

Je bent geboren in York, waar je serieuze vader George huisarts was en je behulpzame moeder Constance een religieus getinte verpleegkundige, die al toesnelde als je voor de gein een eenbenige speelde. Als de jongste van drie zonen werd je wel eens extra in de watten gelegd, wat je zachte kanten deed opbloeien. Binnen huis heerste een anglicaans-katholieke sfeer, die sterk werd nageleefd door je punctuele, vormelijke, plichtbewuste ouders. Je oudste broer wilde boer worden en je andere broer had geologische aspiraties. Tijdens de verplichte kerkdiensten droomde je weg bij de muziek van het orgel en de teksten van de psalmen en gezangen. Door het staren in de zonverlichte glas-in-lood-ramen raakte je buiten adem van poëtische verrukking. Wat de predikant allemaal bazelde, ging grotendeels langs je heen. Je verzon dat je van IJslandse komaf was, omdat je dat romantisch vond en daarom las je IJslandse en Noorse sagen. Wellicht herinnerde je je een eerdere incarnatie, één die je zeer dierbaar was en die je in deze incarnatie zou begeleiden als een leger Vikingen. Op je elfde verhuisde je naar Birmingham, waar je vader een hoge post kreeg als hoogleraar Volksgezondheid, maar je zat al op een kostschool in Surrey, waar je Christopher Isherwood ontmoette, met wie een een innige vriendschap onderhield. In de weekenden kwam je thuis in de bedompte, ingesnoerde air van je drukbezette ouders, je dolde met je broers en je at de bijna koninklijke gerechten van peperdure borden met zilveren bestek uit Sheffield. In deze doldwaze rijkdom bewaarde je je vriendschap met Christopher voor jezelf. Je zat urenlang in je vaders boeken te neuzen en je was zeer begaan met de toch al arme mijnwerkers, want de aftakeling van de mijnbouw was begonnen en wat moesten zij dan? Uit piëteit wilde je mijningenieur worden, maar de dichter in jou kreeg voorrang. In de kostschool van Norfolk voelde je die poëtische roeping pijnlijk steken in je hartstreek en je gooide je religieuze indoctrinatie overboord, dat zat maar in de weg. Op je zestiende publiceerde je gevatte gedichten in de schoolkrant en vrienden loofden je daarom. Op je achttiende ging je naar Oxford om aan de universiteit biologie te studeren, maar dat veranderde je na een jaar in Engels. In Oxford ging je helemaal los, je ontmoette de biseksuele dichter Stephen Spender, die toen vooral voor het mannelijke geslacht ging, en je werd de vaste minnaar van je jeugdvriend Christopher, die de eer had om je poëzie als eerste te beoordelen. Je begon zwaar te roken en te drinken, je droeg een opvallend grote, zwarte hoed en je blaakte van de vitaliteit. Je inhaleerde de linkse ideeën als zoete opium en je trakteerde je vele beminden op drank in overvloed. Velen loofden je oordeelloze, ruimdenkende uitstraling, je hoogst artistieke smaak op velerlei gebieden, maar toch neigde je naar een zelfgekozen isolement. Eenmaal in Berlijn gingen alle remmen werkelijk los en kwam je openlijk uit voor je homoseksuele voorkeur, trouwens, dat zag iedereen die je tegenkwam, want vele handelingen waren ronduit vrouwelijk. Stephen gaf in 1928 je 'Gedichten' uit, maar twee jaar later had je beet bij Faber & Faber en bejubelde mister Eliot je inmiddels gewijzigde dichtbundel. Pats! Boem! je roem was een feit! Je werd vijf jaar een leraar aan jongensscholen, waarvan twee jaar in Schotland. Het herinnerde je aan Christopher, je miste hem, maar het lot schonk je een andere geliefde in de vorm van Chester Kallman, met wie je twee jaar een soort huwelijk beleefde. Ook ben je in 1935 getrouwd met de lesbische Erika Mann, dochter van Thomas, puur om haar te laten ontsnappen aan de homofobe nazi's, jullie zijn nooit gescheiden, wat je humor bevestigde. Je werkte met Benjamin Britten en Igor Stravinsky, onrustig als je was, reisde je naar IJsland, snuffelend aan je mystieke roots, naar Spanje, zwart van de burgeroorlog, naar Japan, eveneens in rep en roer. Daarna ging je met Christopher in Amerika wonen, Néw York, waar hij later alleen naar Californië vertrok. In de oorlog was je docent Engels aan diverse universiteiten en je verhuisde naar Manhattan, nu als Amerikaans staatsburger. Je vond religieuze inspiratie in de door de nazi's vermoordde Dietrich Bonhoeffer, alsof jezelf vermoord was om je seksuele aard. Je genoot van een lange vakantie in Italië, waar vele goedgebouwde mannen op je netvlies bleven hangen. In Oostenrijk kocht je je eigen boerderij en met tips van je oudste broer rooide je het formidabel. Christopher en Chester zag je nog sporadisch, je had nog slechts kortstondige minnaars, al was je daarom geenszins verbitterd. Vijf jaar lang was je Professor of Poetry aan de Oxford University, wat maar drie lezingen per jaar behelsde, maar grof verdiende. Je woonde afwisselend in Néw York en Oxford, tot je in 1973 een zomer in Oostenrijk doorbracht. Je had net een hartstochtelijke poëzielezing in Wenen gehouden, toen je op straat door een fatale hartaanval werd getroffen. Eén van de grootste dichters van de 20-ste eeuw was gaan hemelen en je werd begraven in het dorpje Kirchstetten. Twee jaar later stierf Chester in het broeierige Athene, geheel verarmd en met jouw voornaam op de uitgedroogde lippen.

Schrijver: Joanan Rutgers, 2 september 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

4.0 met 1 stemmen 65



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)