Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Uitgehold door liefdesverdriet

(voor Nikolaus Franz Niembsch von Strehlenau (1802 - 1850))

Je vader was een welgestelde ambtenaar, die stierf op je vijfde, waardoor je hem je hele leven hebt gemist, al hertrouwde je depressieve moeder vier jaar later met een gokverslaafde zuiplap, dat verergerde de boel en toen deze klaploper stierf, liet hij jullie in armoede achter. In Pest stond het voorname Piaristengymnasium, waar je hoge cijfers scoorde en op je zeventiende ging je al naar de universiteit van Wenen, waar je filosofie en landbouw studeerde. In het begin van je tienerjaren was je al poëzie aan het schrijven en dat werd je levensdoel. Je dacht nog wel eens aan je geboortedorp Csatád in Hongarijë, maar je aardde florissant in het deftige Oostenrijk, al ging je graag in Bratislava Hongaars recht studeren en daarna vier jaar medische studies. Op je negentiende belandde je in bed met Adalberta, de dochter van de huishoudster en jullie kregen samen een dochter, Adelheid. Dat je syfilis opliep was wat minder. Langzaam gek worden zat niet echt in je toekomstfantasie. Op je vijfentwintigste verschenen je eerste gedichten in een tijdschrift en je liep apetrots door de indrukwekkende straten van Wenen, je waande je al Mozart op zijn hoogtepunt. Twee jaar later stierf je moeder en je was ontroostbaar, je zonk weg in diepgaande somberheid, een treurend doodsverlangen, waar je moeder ook last van had. Gelukkig kreeg je een aanzienlijke erfenis van je oma, waardoor je voor de rest van je leven als full-time dichter verder kon. Je verhuisde naar Heidelberg, waar je lid werd van een artistieke broederschap met samenkomsten in een stamcafé. De bier maakte je zinnen los en via je vriendschap met de dichter/professor Gustav Schwab ontmoette je zijn nicht Lotte, die meteen haar Duitse meloenen in de strijd gooide, waardoor jij als een slaafs keffertje haar versierbewegingen volgde. Al beleefde je hete nachten met haar, de vaste klik mislukte, al was je geen onknappe jongeman, ze voelde dat je te depressief was om een vrouw blijvend gelukkig te maken. Je gaf haar geen ongelijk en in een vlaag van Europahaat vertrok je per schip naar Amerika om boer te worden, maar de Amerikanen vielen je zo tegen, hun dwaze dollarobsessie, dat je spoedig naar Stuttgart en Wenen terugkeerde, waar je weer volop poëzie ging schrijven, je maakte een eigen interpretatie van Faust, waarin je je eigen ziel volop bloot legde, wat nu eenmaal artiest eigen is. In 1933 werd je hals over kop intens verliefd op de supervrouwelijke barones Sophie von Löwenthal, de vrouw van je vriend Max. Ze hadden twee kinderen en jij was een vaak aanwezige huisvriend, je at mee en je sliep in de logeerkamer, waar Sophie vaak naar binnen glipte om je de zaligste verrukkingen te laten beleven, wat Max gedoogde, want die had erectieproblemen en kon zijn hitsige vrouw niet bijhouden. Hij was zelfs blij met jouw invalkrachten. Jij raakte levenslang verslaafd aan haar wulpse bollingen, maar omdat ze al zo rijk was, bleef ze jou als exclusieve minnaar zien, wat je moeitevol accepteerde, maar wat kon je anders. Je publiceerde jouw versie van Don Juan, je held uit diepe verbittering, want je leed aan al die seksuele affaires, die op niets uitliepen. De Rijnwijn kon je nog maar amper verblijden, je flirtte met de dood, je overwoog zelfverdrinking, polsdoorsnijding en ophanging, maar net op tijd kreeg je een erotische relatie met de levenslustige zangeres Karoline, die je doodgebloede mannelijkheid weer volop in beweging zette. De huwelijksplannen waren al gaande, maar in een walm van paranoïde verstandsverbijstering stootte je haar van je af, gek dat je bleef op Sophie, om wie je al die schijnbewegingen maakte. In 1844 verloofde je jezelf met de charmante, sexy Marie en weer waren er huwelijksvoorbereidingen, zelfs gestimuleerd door Sophie, wat je maar macaber vond, want je vree nog steeds met haar. Je deed alsof je van Sophie afwilde, maar dat had ze wel door. Ineens kreeg je een geestesgestoorde beroerte en je sprong uit een hoog raam, bebloed zwalkte je over straat, schreeuwend 'Opstand! Vrijheid! Help!'. Zo kwam je in een psychiatrisch ziekenhuis te Stuttgart terecht, waar ze je algehele verwarring liefdevol hebben opgevangen. Marie bezocht je, je zweeg stoïcijns. Sophie bezocht je, je vroeg enkel 'Ben jij mijn vrouw?'. Je werd overgebracht naar een verpleeghuis in Wenen, waar je bijna volledig verlamd geraakte en alsmaar klaagde dat ze de geest uit je koker hadden gehaald, maar dat waren niet zij geweest, noch de intiem gekende vrouwen uit je leven, maar niemand minder dan jijzelf, al had je ook daar geen schuld aan, je melancholie was gegrond, arme ziel.

Schrijver: Joanan Rutgers, 29 september 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

2.5 met 2 stemmen 72



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)