Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Losgeslagen estheticus

(voor James Abbott Whistler (1834 - 1903))

Je bent geboren in Lowell, Amerika, waar je het eerste kind was van je vrome moeder Anna Matilda en je avontuurlijke vader George Washington, die de kost verdiende als ingenieur. Tijdens het diner werd er uit de bijbel voorgelezen en ging je vader voor in gebed, terwijl je moeder zorgde dat de tafelmanieren geëerbiedigd werden. In die stijve sferen kwamen je emoties in de knel te zitten, met als gevolg doorgeslagen driftaanvallen, wat je ouders op het idee brachten om je met tekenlessen te doen kalmeren, wat wonderbaarlijk lukte. Op je achtste ging je naar Sint-Petersburg, waar je vader ging werken aan een spoorlijn en je moeder haar bezopen schoonmaakwoede herhaalde. Je werd bewonderd door de kunstenaar Sir William Allan, die zijn lof aan je moeder uitte. Mede door hem ging je op je elfde naar de Keizerlijke Kunstacademie. Terwijl je vader achterbleef in Rusland, ging jij met je moeder naar familieleden in Londen, waar je je wijdde aan zelfstudie via boeken en het British Museum. Je schreef je vader dat je geheel overtuigd was om kunstschilder te worden, maar je vader schreef niet terug, daar hij gestorven was door de cholera. Intens verdrietig keerde je terug naar Amerika, het bedompte Pomfret, waar je moeder je naar een christelijke school stuurde, ze hoopte dat je dominee zou worden. Om goed los te komen van haar verstikkende walmen ging je drie jaar naar West Point om militair te worden, maar omdat je te opstandig en onaangepast was, werd dat een groot fiasco. Je woonde samen met je rijke vriend Tom Winans, die daar in Baltimore je eigen atelier versierde, je trakteerde op lekkere drankjes en zelfs je schilderijen van je kocht. Dat hij homo-seksuele bijbedoelingen had, speelde je mee. Tom betaalde je kunstopleiding in Parijs, waar je op je eenentwintigste naartoe ging, ook bekostigde hij je atelier in het Quartier Latin voor de begintijd. Eenmaal daar vergat je hem en stortte je je in het Parijse nachtleven vol drank en vrouwen. Je sloeg helemaal door en omstanders vreesden voor je geestestoestand, behalve de slanke kleermaakster Heloise, die met je meedeed en zich graag liet beminnen door een geile wildebras met hoge kunstaspiraties. Je nam schilderlessen in het atelier van Gleyre, die als zwartkijker de kleur 'zwart' maar ophemelde, liever ging je in je eentje naar het Louvre om kopieën te maken, die je zo vlug mogelijk verkocht om 's nachts het kroegleven niet te missen. Door grote schulden verhuisde je naar minder dure wijken, waar je jezelf op de been hield met tabak en rode wijn. Heloise poseerde spiernaakt, maar je bakte er niets van, dronk mateloos door, totdat je met de kunstenaar Ernest door het land ging reizen, waardoor je nieuwe impulsen opving en later bevriend raakte met Fantin-Latour, Courbet, Manet, Legros en de door drugs verlichte Charles Baudelaire. 'Dat waren nog eens tijden', zou je later verzuchten, 'één grote kunstorgie!'. Ernest bleek van dezelfde soort als Tom, dus die viel af. Je was trouwens een meester in het maken van vijanden, zelfs je grootste vrienden kon je in een handomdraai tegen je doen keren. Baudelaire beïnvloedde je met zijn moderne kunstopvattingen, als dichter van vlijmscherpe gruwelbeelden verfoeide hij alle censuur, al het vlakschuren van de diepmenselijke horrorfantasie, de meest passionele schunnigheden. Je omarmde die grenzeloze bevrijdingsmethoden van de psyche, al hield je het netjes. Toch je moeder's invloed. Je maakte van je manager Joanna Hiffernan je maîtresse, haar rijpe lichaam deed je rillen van genot, haar intiemste sappen waren als een godendrank voor jou, kunst verrijkende nectar, misschien door je verf te mengen. Je schilderde haar subliem sprookjesachtig in 'Symphony in White', als een magische elf, schitterend doortrokken van vleselijke lusten. Jezus nog aan toe, wat was jij giftig kwaad toen je ontdekte dat Courbet haar naakt geschilderd had, dat voelde je als vreemdgaan van haar, ze hield toch verdomme van jou, je bezitsdrang tergde je en je besloot haar te vernederen en de relatie voorgoed te beëindigen. Je woede zette je om in flink drankgebruik en toen je moeder langskwam om je huis te kuisen, kwamen de oude spookbeelden weer toeslaan, ze verstoorde je losbandige vrijgezellenbestaan, je vond een uitvlucht in een reis naar Chili, in oorlog met Spanje, spannend genoeg. Je schilderde later sombere Thamespanorama's en je wilde niet exposeren met de impressionisten. Degas was stomverbaasd, noemde je een depressieve klootzak. Je had hem bijna aan zijn snor naar het Walhalla geslingerd. Ook met Fantin-Latour en Courbet verbrak je de vriendschap. Je was zelfs despotisch tegen je modellen, je werd onredelijk driftig, een onaangename knorrepot. In 1871 schilderde je je moeder, een eerbetoon, je 'Whistler's Mother' kreeg veel kritiek, maar uiteindelijk de verdiende roem. Tien jaar later stierf je moeder. Je versomberde tot een dieptepunt, geen maîtresse kon je leed verzachten, ook de moederlijke, supersexy Maud niet. Je hele leven had je minnaressen verslonden, ze prachtig geëtst, wat die Willem Witsen uit Holland zo mooi had gevonden, met wie je de Amsterdamse grachten afbeeldde. Hij wees je op een uiterst tedere, Aziatische prostituee met grote memmen en jij vertelde hem hoe je vriendschap met Oscar Wilde als een zeepbel uiteenspatte, omdat hij ontdekte dat jij niet homofiel was. Daar heb je met Stéphane Mallarmé nog vaak om gelachen tijdens een alcoholische doorzaknacht. Hij verkocht je 'Whistler's Mother' voor veel te weinig geld, maar het zou wel loslopen en je drankverslaving mocht niet in gevaar komen. Samen met Beatrix Philip, je laatste verovering, ging je naar Parijs, omarmd door oude vrienden, maar na vier jaar keerde je met haar terug naar Londen, daar ze kanker had. Jullie verbleven in het Savoy hotel, met uitzicht op de Thames, waar zij na enkele maanden stierf en jij ontroostbaar achterbleef. Je prutste nog wat met olieverf, maar het innerlijke vuur was volkomen gedoofd en met opgeheven hoofd kon je je uitgewrongen ziel uit je tijdelijke bewoning laten gaan.

Schrijver: Joanan Rutgers, 3 november 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

4.0 met 2 stemmen 63



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)