Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Volop gebloeid

(voor George Hendrik Breitner (1857 - 1923))

Je bent geboren in Rotterdam, waar in het je tienerjaren al snel duidelijk werd dat je geboren was voor de kunst, op school voerde je nauwelijks iets uit, dat wil zeggen, je zat liever verdiept in een literatuurboek, het echte leven. Opgegroeid in grote armoede ging je op je achttiende naar de Haagse kunstacademie, terwijl je ergens op kamers woonde. Vier jaar lang werkte je met uiterste inzet, want voor iets anders deugde je niet, het was erop of eronder en je snakte soms naar behoorlijk voedsel. Tegen het einde van je opleiding werd je weggestuurd, omdat je de regels aan je laars lapte en geen zin meer had om braaf in de saaie pas te lopen. In die tijd werd je gefinancierd door een korenhandelaar, totdat hij je te progressief vond. Je werd lid van de Pulchri Studio en je ging voor één jaar in de leer bij Willem Maris, die genoeg in zijn Mars had om je nog wat bij te leren. Op een dag liep je de wat slonzige Vincent van Gogh tegen het opstandige lijf en jullie gingen samenwerken, samen naar de kroegen en de goedkope prostituees. 'De ware kunst vind je niet bij de hoge heren en de kakmadams!', zei Vincent, 'maar het beste in de bikkelharde, door armoede goudeerlijke werkelijkheid!'. 'Wauh, kerel, wat je zegt, laat me je nog een keer trakteren!', zei je in je ziel geraakt. Je ging met hem de armste wijken van Den Haag schetsen, terwijl de borrels jullie verwarmden en de tabak jullie ongevoelig maakten voor jullie gebrek aan gezond voedsel. Je schilderde de artillerie en paarden voor de Panorama Mesdag van Hendrik Mesdag, waardoor je een paar keer goed uit eten kon, maar Vincent had gelijk, je bleef daarom het liefste in de arbeidersbuurten schilderen, vervuilde dokwerkers met uitstekende botten, zombie-achtige huisvrouwen in lompen, vermagerde dienstmeisjes met smekende ogen, zelfs dakloze waanzinnigen, die weenden, omdat ze geen vlinders konden vinden in de wintersneeuw. Je werd bevestigd door het socialistische schrijfwerk van Zola, die zelf in een paleis woonde, maar ja, en ook door Flaubert en de broers De Goncourt. Je vertrok naar Amsterdam om aan de Rijksacademie les te krijgen, maar het bleek dat je al ver boven de lesstof was uitgestegen en het eigenlijks niet meer nodig had. Via Witsen kwam je in contact met de Tachtigers, die je allemaal accepteerden als medelid, ze konden niet anders, want je werk was superbe en om uit te krijsen van genotsbeleving. Je betrok een atelier aan de Lauriergracht acht, waar je vele naaktmodellen ontving, fotografeerde en schilderde. Als volksschilder was je vaak op straat te vinden en je schilderde de Dam met wachtende paardentrams en groezelige, duizelingwekkende taferelen in De Jordaan. Je werd net zo verknocht aan je foto-apparaat als aan je verfkwast, terwijl behoudende critici je verweten dat je je naakten te realistisch afschilderde, ze zweerden bij de vertekende ideaalbeelden. Het kon je niet bommen wat zij wensten, je bleef de rauwe eerlijkheid trouw. Je kreeg een eenmansexpositie en je werd beroemd in heel Nederland. Je bezocht Parijs, Londen en Berlijn, met je camera steeds klaar om mooie kiekjes te maken, echter niet in de bordelen, men behoefde niet alles van je te weten. Met je gekke neusklembril leek je wel een geleerde, maar je had dezelfde goedmoedige ogen als je sympathieke vrouw Marie, die nog meer in jou geloofde, dan jij in jezelf. Als jurylid liep je zomaar rond in Pittsburgh, waar je volop van genoot, daar je je hele leven met geldproblemen kampte, ook al was je verbonden aan de winstgevende kunsthandel 'Van Wisselingh'. In je rommelige atelier heb je ook je lievelingsmodel Geesje Kwak laten poseren, je fotografeerde en schilderde haar, enkele keren in verschillende, Japanse kimono's, waarbij 'Meisje in rode kimono' tot de mooiste schilderijen op aarde is gaan behoren. Geesje was zestien jaar en een hoedenmaakster uit Zaandam, ze stierf zes jaar later in Zuid-Afrika. Het zweet drupte van je slordige zware snor- en baardharen, terwijl je opnieuw jonge dames poedelnaakt mocht fotograferen, iedere man had wel jou willen zijn, maar men vergat dat je er niet aan mocht komen, wat extra frustrerend voor je was, maar daarom dolde je vaak als een anonieme schuinsmarcheerder bij de dames op de Wallen, met goedkeuring van Marie, want die kende je buitensporige, mannelijke oerdriften ter compensatie van je veeleisende kunstwerken, waar ze in haar eentje zeker niet aan kon voldoen. Je wilde haar zus Lise wat graag uit de kleren hebben, omdat je gek werd van haar versluieringen, die beeldschone doos van Pandora voor jou, want ze weigerde pertinent. Ook Witsen was heimelijk verliefd op haar actrice-schoonheid. Willem Kloos was vaak te bezopen en in wezen van de herenliefde om een gedicht aan haar te wijden, gemiste kans, somberman. Je had amusante gesprekken met Isaak Israëls, die zijn atelier boven dat van Witsen had, er was een wederzijds respect, wat jullie beiden uit de tang van de persoonlijke zwaarmoedigheid haalde. Je bleef een trouwe impressionist, die zich niet liet verleiden tot nieuwe stromingen als het pointillisme, het kubisme of het expressionisme. Daarvoor had je alles al gegeven, wat je kon geven, dus wat zou je nog meer?, trouwens, die stijlen pasten niet bij jou, en daarom stierf je in alle kalmte in je hoogstgeliefde Amsterdam, waar je in het hart van de hoogtijdagen van de Tachtigers hebt gestaan en bovenal een zeer uniek, zielsontroerend, eigen oeuvre hebt nagelaten.

Schrijver: Joanan Rutgers, 19 november 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

4.5 met 4 stemmen 424



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)