Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Bovenmenselijk monnikenwerk

(voor Johannes Vermeer (1632 - 1675))

Je bent geboren in de binnenstad van Delft, waar je vader Reijnier Janszoon Vermeer een schilderijenhandel bedreef en extra inkomsten inde van zijn herberg 'De Vliegende Vos', die hij verhuurde. Hij was al zeventien jaar getrouwd met je moeder Digna Baltus, die hield van properheid, glanzende meubelstukken en schone, sierlijke kledij. Je twaalf jaar oudere zus Gertruy ging vaak met je uit wandelen en dan probeerde ze je te leren praten en ze gaf je kleine stukjes appel, wat je tevreden opsabbelde. Als kind kon je urenlang voor je vaders schilderijen blijven staan, de kleuren en de taferelen deden je fantasie op hol slaan en je vond het vaak naar dat ze verkocht werden, dan miste je ze en huilde je 's avonds in je bedstede, weggedoken onder de loeizware, wollen dekens. Op school tekende je stiekem je vriendinnen na, met een scherp oog voor details, en na schooltijd gaf je die dan weg, wat je vele glimlachende meisjesgezichten opleverde, waar je het allemaal voor deed. Soms zag je een jongedame op straat, die heel liefdevol naar haar geliefde keek, dan stal je als het ware die innemende blik van haar en je wenste dat ze zo naar jou zou kijken, dat ze die liefde voor jou voelde. Op je zestiende vertelde je vader over zijn arbeiderstijd in de zijde-industrie, wat hij graag deed, en dat hij in een straat woonde, waar veel kunstschilders werkten, waarmee hij graag sprak en waardoor hij de schilderijenhandel is ingerold. Hij vertelde je ook dat hij met anderen had gevochten tegen een soldaat en dat die arme man later is gestorven aan zijn gemene verwondingen, iets waar je vader een groot schuldcomplex aan heeft overgehouden, wat zijn grote dorst verklaarde. Je kreeg vaak gratis bier in 'Mechelen', de grote herberg van je vader, mooi gelegen aan het gemoedelijke marktplein, waar tijdens de zomernachten buiten gedronken, gedanst en gesjanst werd. Zoals alle jongemannen aasde je op vrouwelijke geneugten en vaak had je beet en dan verdween je met zo'n veelbelovende deerne in de donkere steegjes rondom het marktplein, waar je in wederzijdse overgave tot hete explosies geraakte. Op je eenentwintigste vond je vastigheid in de charmante gedaante van het roomse engelmeisje Catharina Bolnes, dat je zelf protestants was, kon je geen biet schelen, je wilde met alle liefde rooms worden, wat haar moeder Maria Thins graag wilde, als je maar bij Catharina kon blijven, want geen vrouw rook lekkerder en geen vrouw had je ooit meer erotische tederheid kunnen bieden. Jullie trouwden lekker knus in Schipluiden, terwijl je schoonmoeder je imponeerde via haar rijkdom, terwijl je zelf straatarm was en boogde op je lidmaatschap van het Sint-Lucas Gilde. Een jaar later werd een groot deel van Delft weggeknald, maar je schilderde keihard door, met uiterst kalme precisie, drie schilderijen per jaar, maar alom geloofd, want je was vier jaar directeur van het Gilde en je concurrenten De Hooch en Maes knikten vol respect naar jou, wanneer je ze passeerde. Je ontmoette je beschermheer en geldschieter Pieter van Ruijven, die zelf het leeuwendeel van je collectie opkocht, waardoor je landelijke bekendheid faalde, maar 'Het Melkmeisje' ontstond en dit ogenschijnlijk mierzoete tafereel scoorde hoge ogen en je ziet de melk echt stromen, waarbij dit synoniem staat voor de moedermelk. Op 'Meisje met het wijnglas' kijkt de aanbeden jongedame als een veelbekeken zottin, terwijl ze wordt verleid met een glas wijn, een mokkende man op de achtergrond. Op 'De koppelaarster' zie je een man met een flamboyante hoed met veren, die een koppelaarster omkoopt, terwijl hij nog even stevig in haar linkertiet knijpt. Samen met Catharina kreeg je veertien kinderen, waarvan er vier voor hun doop gestorven zijn. Jullie woonden in samen in het huis van je schoonmoeder, een kolossaal huis aan de Oude Langendijk, vlakbij een geheime Jezuïetenkerk. Daar had je je atelier in de voorkamer op de tweede verdieping, waar je twee schilderezels had staan en drie paletten bediende. Toen de rijke Balthasar je schilderijen wilde zien, liep je met hem naar bakker Hendrick van Buyten, die enkele werken van jou in onderpand had. Op je drieëndertigste schilderde je 'Het meisje met de parel', waar je wereldberoemd mee bent geworden, want even mysterieus als de 'Mona Lisa' en van dezelfde klasse. Je kunt er eeuwig naar kijken en dan nog ontdek je niet het geheim van haar schoonheid en haar intrigerende, nietszeggende, veelzeggende blik. Ze is een parel en dat weet ze. Ze is zodanig verguld met haar echte parel, dat je als kijker deemoedig wenst te buigen voor haar vorstelijke uitstraling. Bovendien is ze verbluffend aantrekkelijk, wat op zich al je hart doet breken. Je had het grotendeels autodidactisch bereikt, al had je geleerd van Bloemaert en de Utrechtse Caravagisten, zonder kruiwagens kom je nergens. Drie jaar voor je overlijden was het een economisch rampjaar, er werd oorlog gevoerd met drie omliggende landen en er heerste collectieve hysterie; banken, theaters, scholen en winkels gingen dicht. De kunsthandel kwam plat te liggen, maar je had wel tien kinderen te voeden, waardoor je geld leende bij je schoonmama en schilderijen tegen weggeefprijzen probeerde te slijten, álles voor voedsel. Helaas bezweek je onder de overheersende, financiële druk, het ging je macht te boven, het walgelijke noodlot greep je bij de bloedende keel en wat restte was een onderdompeling in pure waanzin, wat grotesk gebeurde, want je werd onherkenbaar knettergek en zwaar geflipt krijste je het uit, in duistere steegjes, maar ook op het drukbevolkte marktplein, waar men je gil om genade nog steeds kan horen, als men goed luistert, want het weergalmde destijds in heel Delft door de onschuldige straten, die met lege handen stonden. Na anderhalve dag verschrikkelijke uitzinnigheid stierf je als een moegestreden ridder in de zachte armen van je huilende, schokkende, meelijwekkende Catharina. Je weende ook om haar, omdat ze er nu alleen voor stond, zij het met steun van haar vrijgevige moeder en de opbrengsten van jouw nagelaten werk.

Schrijver: Joanan Rutgers, 2 december 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

4.0 met 2 stemmen 79



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)