Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De kamer van mijn jeugd

Als ik aan mijn jeugd denk, zie ik een metaforische kamer voor me. Een kamer met smoezelig witte muren, met vegen en vlekken en een koude bruinrode tegelvloer met vieze voegen en onduidelijke donkere spetters.

In haar pogingen om de geschiedenis te herschrijven, heeft mijn moeder geprobeerd een laminaatvloer in die kamer te leggen, zodat je de ergste viezigheid niet meer ziet. Ik heb haar dat laten doen, eigenlijk door er niets tegen te doen. Mijn verzet tegen deze vloer bestond slechts uit het stevig vasthouden van de vloer eronder in mijn geheugen. Dit was niet alleen een vorm van protest, het was ook nodig om deze stapsgewijs in mijn herinnering te analyseren, in de hoop hiermee door te kunnen in mijn leventje.

Ik heb haar in verschillende fases kwalijk genomen dat zij delen van mijn jeugd probeerde te verdoezelen. Dat het voor haar een manier van overleven was, begon ik al vlot te begrijpen, maar ik heb nooit het verwijt kunnen loslaten dat ik de prijs die ik ervoor moest betalen, nogal hoog vond. Vanaf de geboorte van mijn eerste kind groeide er bij mij ook onbegrip over hoe je je kind zo’n rekening kunt presenteren. Daarbij kwam dat, als ik dacht dat ik inmiddels wel afbetaald had, er weer een grote of kleine rekening met een openstaand bedrag boven water kwam: Meerprijs t.b.v. haar overleving.

Ik heb er over de jaren heen meerdere keren over nagedacht hoe het zou voelen als mijn moeder zou wegvallen. In mijn omgeving zag ik mensen stoeien met het verdriet om het verlies van hun ouders en vaak werd me verzekerd dat het ook voor mij een groot verdriet zou zijn, ondanks alles. In de eerste weken na de diagnose van mijn moeders hersentumor en de deadline die erbij gegeven werd, had ik geen idee wat me te wachten stond. Ik nam me voor me open te stellen voor wat er voorbij kwam in mij, aan gedachten en emoties. Ik voelde boosheid, met een onderschrift dat zei “nu weet ik zeker dat het nooit meer goed komt”. Maar dat wist ik eigenlijk allang. Ik wilde kijken hoever ik zou komen in mijn betrokkenheid bij haar ziekbed, hoe dichtbij ik haar zou kunnen laten komen, zonder al te veel uit balans te geraken. Ik wilde het goed doen, netjes afronden, vooral voor mezelf.
Maar ik vond ook een gedachtelijn die steeds bezig was met de buitenwacht. “Als ze maar niet denken dat het me niet kan schelen, als ze maar niet vinden dat ik te weinig voel, als ze maar niet zien…”. En toen hoorde ik me denken: “als ze maar niet zien dat ik, nu het zover is, verlang naar vrijheid. Dat ik er naar verlang recht te hebben op de feiten en bijbehorende gevoelens van mijn jeugd”. Deze logica overviel me en wilde ik voorzichtig onderzoeken.

Tijdens de vele doktersbezoeken en praktische momenten van zaken afhandelen, heeft m’n moeder weleens dingen tegen me gezegd over het verleden. Dingen die tegen eerdere uitspraken van haar aan schurkten, maar die in sommige gevallen een nieuw en breder licht op het verleden deden schijnen. Ze gaven soms ook meer diepte aan voorvallen en structuren van toen, en al met al hebben die onversierde en onverbogen oprispingen mij veel geholpen om nu, als volwassene, de belevingen van het kind van toen beter te interpreteren. Daar ben ik blij mee, want ik merk dat deze informatie, hoe rauw en grimmig soms ook, mij sterkt in het recht dat ik denk te hebben op mijn voelen en denken over mijn jeugd.

Met het langzaam wegvallen van mijn moeder, breek ik de laminaatvloer in de kamer van mijn jeugd af. Stukje voor stukje haal ik de planken weg en ik herken de leefsporen op de tegelvloer. Er komt lucht en licht bij, het valt niet langer te ontkennen en dat voelt goed. Zo was het in deze kamer, mijn herinneringen kloppen. Het is fijn dat ook mijn moeder hier en daar wat plinten los trok, dat maakt het voor mij een stukje makkelijker de valse bodem weg te slopen. Straks, als zij weg is, is de vloer weer kaal. Dan is de kamer weer zoals hij was.

Ik voel niet de behoefte om de kamer wereldkundig te maken. De mensen hoeven het niet te zien. Wie het echt wil weten, mag met me mee om er rond te kijken, maar dat is niet wat ik nodig heb. Ik wil gewoon dat de kamer er is, dat hij bestaat en niet te ontkennen valt. Vind ervan wat je ervan vindt, maar zeg niet dat hij niet bestaat!

Ik ben al lang geleden verhuisd. Ik woon allang niet meer in de kamer van mijn jeugd. Maar er is wel altijd iets van me achtergebleven, heeft daar opgesloten gezeten. Iets wat de kamer moest bewaken, iets wat moest voorkomen dat er disrespectvol mee omgegaan zou worden, of dat hij zelfs gesloopt zou worden. Dat is straks niet meer nodig. Als mijn moeder straks weg is, haal ik mijn laatste spullen op en doe ik de deur dicht. De wetenschap dat niemand mij meer de kamer van mijn jeugd, en daarmee een essentieel stukje bestaansrecht, kan afnemen is genoeg om voorgoed te vertrekken. En ik kan niet ontkennen dat ik verlang naar het geluid van de dichtslaande deur, beseffende dat ik dit keer met alles wat ik in me heb, buiten zal staan.

Schrijver: Mula Engels, 14 december 2011


Geplaatst in de categorie: vrijheid

2.8 met 5 stemmen 454



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
astrid
Datum:
14 december 2011
goed geschreven!

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)