Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

ZWERFLUST (eerste deel)

In de tuin van de boerderij stond een mooie grote hazelaar. Onder die boom liepen de kippen van de boer vaak te zoeken naar lekkere hapjes.
"Wij stappen graag heen en weer, maar blijven altijd waar we wonen," kakelden de kippen. "Maar met jullie zal het anders gaan," zeiden ze tegen de hazelnoten,
die aan de takken hingen. "Jullie worden straks geplukt en verhuizen dan naar de huiskamer van onze baas. Wij kippen komen daar nooit. Het erf en ons slaaphok vinden we mooi genoeg."
"Nou, maar ik zou graag ver weg willen, ook al heb ik het hier best naar mijn zijn," zei een hazelnoot, die in de top van de boom hing. "Het lijkt me heerlijk om de wijde wereld in te gaan."
"Ja, je hebt gelijk," piepte een zwaluw, al opvliegend en weer neerduikend. "Het grootste deel van mijn leven ben ik op reis naar verre landen en blijf daar lange tijd voor ik terugkeer."

Op een zonnige ochtend kwam de boerin eraan en hield een grote emmer in haar hand. Ze plukte de hazelnoten, moest daarbij ook in de boom klimmen. Met een zware emmer ging de boerin weer het huis in. Ze had wel de zwerflustige noot vergeten. Die vond dat een geluk!
's Avonds begon het heel hard te waaien. De hazelnoot werd losgerukt, verliet de zwiepende boom en zweefde door de lucht!
"Ai, ik ga door het wijde duister! Waar zal ik terechtkomen?" dacht de noot. "Laat ik maar het beste hopen. Nu heb ik mijn zin en ben aan het zwerven."
Maar de zwartblauwe hemel en de gierende wind maakten de kleine vrucht toch wel angstig. De hele nacht werd ze voortgeblazen. De weinige sterren, die te zien waren, bemoedigden haar nog een beetje.
Tenslotte werd de duisternis door morgenrood verdreven. Ook ging de stormwind liggen. Daarom viel de hazelnoot naar beneden, almaar sneller en sneller. Er klonk een heel kleine plons... En ze dreef op de golven van de zee. Er kwamen scharren en schelvissen aan haar snuffelen.
"Is dat vreemde dingetje eetbaar?" kon je in hun nieuwsgierige ogen lezen. Maar opeens zwommen die vissen pijlsnel weg om zelf niet opgegeten te worden! Een hongerige haai had het op hen voorzien. Het roofzuchtige dier slaagde er niet in om een schar of schelvis te bemachtigen. Maar wel lag de hazelnoot tussen zijn tong en onderkaak.
De haai zwom verder om naar andere prooidieren te speuren. Hij bewoog zijn tong een beetje.
"Wat voel ik in mijn bek?" dacht de haai. "Heb ik de een of andere kwaal? Gauw naar het midden van de oceaan! Daar woont mijn oom, de reuzenhaai. Die heeft overal rondgezworven tussen Noord- en Zuidpool. Hij weet dan ook erg veel en heeft verstand van alle ziektes. Laat ik hem om raad gaan vragen."
De gevreesde vis zwom urenlang als een razende voort. Door de gedachte aan zijn oom voelde hij geen honger meer. De haai kwam in een heel sterke en snelle zeestroming terecht. Hij kronkelde zijn lichaam, worstelde uit alle macht om eruit te komen. Hij voelde er niets voor om maar willoos voortgestuwd te worden. De haai draaide zich om en om, opende daarbij zijn bek. Het stromende water wrong zich tussen zijn kaken door en sleurde de hazelnoot mee.
Deze dreef vele dagen voort met de sterke stroom. Daarna kwam ze in rustiger water terecht. Nu dobberde de hazelnoot heel wat dagen en nachten op zachte vriendelijke golven. Hoe lang duurde haar zeereis niet? Eindelijk spoelde ze aan bij een zonnig strand, waar het heerlijk naar vruchten en kruiden rook.
Het schuim van de branding duwde de hazelnoot het droge zand op. Daar zaten een volwassen jongen en een jong meisje naast elkaar.
"Hee, wat is dat voor raars?" vroeg de jongeman, terwijl hij de hazelnoot oppakte en van alle kanten bekeek.
"Nou, zoiets komt op ons eiland niet voor," sprak het meisje langzaam en nadenkend.
Robijn, zo heette de jongen, stopte de hazelnoot in zijn broekzak.
"Het lijkt wel een kleine, harde vrucht," zei hij. "Onze burgemeester heeft eens een grote reis gemaakt. En heeft daarom veel dingen gezien die wij niet kennen. Hij zal ons misschien wel kunnen vertellen wat we gevonden hebben."
"Wij weten nu eenmaal niet zo heel erg veel," antwoordde Smaragd, het meisje. "Nooit verlaten wij ons eiland."

Robijn en Smaragd liepen het strand over, gingen door een bos, daarna over heuvels.
"Smaragd," zei Robijn. "We moeten nu eindelijk de dag afspreken dat we zullen trouwen."
"Ach," zuchtte Smaragd. "Ik zou het heel graag willen. Maar de laatste maanden voel ik me naar en ben erg neerslachtig. Ik wil wachten tot later. Misschien zal ik me weer eens gelukkiger voelen."
In Robijns broekzak voelde de hazelnoot zich angstig, zo in dat nauwe duister gevangen.
"Ssssjrrs, ssssjrs," klonk het een hele tijd om haar heen. Opeens werd ze vastgepakt en op de grond gegooid.
"Misschien is dat dingetje wel giftig!" hoorde ze Robijn roepen. "Weg ermee!"
De hazelnoot lag vlakbij een meertje tussen de heuvels. Ze zag dat Robijn en Smaragd aan de kant van het water gingen zitten.
"Ja, ons meertje is erg mooi," zei Smaragd. Ze had het over "ons meertje." Want Smaragd woonde daar al haar hele leven met haar vader en moeder.
Ben je niet blij om altijd bij dit mooie meer te zijn?" vroeg Robijn. "Kijk hoe prachtig jullie huisje aan het water staat."
"Ja, wij wonen hier zeker heel prettig. Maar er is iets dat ik verschrikkelijk mis," antwoordde Smaragd met een heel treurige stem. "Vroeger bevroor het meer steeds één nacht in de week. Wat was dat een verrukkelijk gezicht! Dat blinkende, zilveren ijs in het donker... Als de maan en de sterren zich daarin weerspiegelden... De pracht van diamanten was daar niet mee te vergelijken! Af en toe was het of er heel zachte muziek over dat bevroren meer klonk."



(wordt vervolgd)

Schrijver: Han Messie, 23 juli 2012


Geplaatst in de categorie: reizen

4.5 met 2 stemmen 86



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)