Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

ZWERFLUST (tweede deel)

"Ja, dat moet inderdaad schitterend zijn geweest," zei Robijn. "Graag had ik het eens willen zien. Maar 's nachts kom ik nooit buiten mijn dorp. Op ons eiland komt verder geen ijs voor. Want het is hier altijd zomer. Alleen de burgemeester heeft bij zijn reis wel eens een winter meegemaakt, ver weg."
"Ja, ons meer was de enige plek op he eiland waar je ijs kon zien," begon Smaragd te huilen. "Maar de laatste maanden vriest het nooit meer. Elke nacht blijft ons meer zoals het is. En dat maakt me zo verdrietig dat ik nu nog niet wil trouwen. Ook al houd ik nog zo veel van jou."
Snikkend kusten Robijn en Smaragd elkaar. Langzaam, zwaarmoedig sjokten ze naar Smaragds huisje, dat een eind verder aan het water stond.
De hazelnoot bleef liggen, wist niet wat er met haar zou gebeuren. Het werd avond, het werd nacht. In Smaragds huis brandde licht. De hazelnoot kon zien dat een gestalte de deur uitkwam en naast het donkere water bleef staan. Kon de hazelnoot misschien beter horen dan een menselijk wezen? In ieder geval ving ze droef gezucht op. Ja, het was Smaragd, die daar in de verte stond te klagen...

's Ochtends werd de hazelnoot gevonden door een grote hagedis.
"Dat ga ik naar mijn woning bregen," dacht het dier. Met de noot tussen zijn kaken rende hij weg.

"Kijk, een hagedis! Laten we hem vangen!" riepen drie jongetjes, die met elkaar aan het spelen waren.
Ze holden de groene kruiper achterna, zo hard ze konden. Maar de hagedis had rappe pootjes. Als de bliksem zigzagde hij tussen struiken door. En rende een heel eind, kwam verder dan hij ooit geweest was. Hij kwam in het grote bos en liep maar door. Tenslotte bereikte de hagedis het zeestrand.
"Nee, bij dit brullende water hoor ik niet thuis," dacht de hagedis. "Gauw weer naar de vertrouwde heuvels waar ik woon."
Doodmoe strompelde het dier weer het bos in. Gelukkig waren de drie jongetjes nergens meer te zien. De kaken van de hagedis waren kennelijk net zo moe als zijn pootjes. Want ze lieten de hazelnoot los, zonder dat het dier dit in de gaten had. En de hazelnoot viel nu net in een hol. Was dit het tehuis van een konijn of een vos? De hazelnoot, die al zoveel had meegemaakt, voelde dat ze opnieuw werd vastgepakt.
"Deze vrucht is van mij," sprak een kabouter. Ik zal die meenemen naar de grond waarin ik woon."
Urenlang liep het piepkleine mannetje door lange onderaardse gangen.
"Tja," mompelde de kabouter in zichzelf, "de laatste tijd heb ik toch zo verschrikkelijk veel gegraven. Ik was zelfs van plan om ook onder de zeebodem gangen te maken. Want ik wilde steeds verder kunnen zwerven onder de grond, door de aardkorst. Maar nu ik deze vrucht ga zaaien, zal ik blijven waar ik altijd heb gewoond. Ik wil zien wat er straks uit mijn vondst groeit!"
Eindelijk stond de kabouter stil. Met zijn handen groef hij zichzelf door de aarde naar boven. Daar stond hij in het daglicht. Hij knielde neer en begroef de hazelnoot onder een paar stevige kluiten. Daar bleef onze bekende vrucht liggen. De kabouter bleef rustig zitten, tot het avond begon te worden.
"Ik kan mijn gang gaan," prevelde het mannetje. Vanonder zijn fluwelen jas haalde hij een kleine trompet. Terwijl de kabouter erop blies, ging hij als vanzelf de lucht in. Al spelend zweefde hij boven het meer, dat al eerder is genoemd.
Door de mooie avond vol sterrenglans en manenschijn klonken de trompettonen heel ijl, bijna onhoorbaar. Maar de zachte muziek maakte van het water heel zuiver en glad ijs.
Smaragd, die nu ook weer aan de waterkant had zitten treuren, keek heel verwonderd. Daarna sprong ze dolgelukkig op. Juichend genoot het meisje waarvan ze altijd zoveel had gehouden.
De kabouter zweefde nog steeds heen en weer, dacht daarbij:
"Maandenlang was ik bezig met het graven van mijn gangen onder de grond. Daardoor vergat ik het meer en mijn trompet. Maar voortaan zal ik altijd hier blijven en weer doen wat ik vroeger deed."

Robijn en Smaragd trouwden met elkaar.
Voor het jonge echtpaar werd dichtbij het meer een huisje gebouwd. Daar woonden en leefden ze heel gelukkig.
Er gingen heel wat jaren voorbij. Robijn en Smaragd hadden een grote sterke zoon en een mooie dochter. Elke week bevroor het meer één nacht.
Terwijl ze alle vier voor hun huis zaten en naar het wondermooie schitterijs keken, luisterden ze ergens naar.
De hazelaar, die wat verder op de oever stond, ruiste vertellend:
"Wind en zee noden tot reizen, steeds verder. Rondzwerven kan over de aardbol, maar even goed over het eiland waarop we wonen."

Schrijver: Han Messie, 24 juli 2012


Geplaatst in de categorie: reizen

4.2 met 4 stemmen 82



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Iris
Datum:
26 juli 2012
Email:
iris.aguirretigo.com.py
Heb de twee delen graag gelezen, beste Han. Echt een sprookje zoals er geschreven werden in de goede oude tijd. Ik voel mij een beetje als die hazelnoot, er gebeurt veel maar het komt uiteindelijk allemaal goed. En nu maar vruchten dragen als stevige ingewortelde hazelaar.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)