Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

DE ROBIJN

In de juwelierswinkel hadden al die mooie dingen elkaar veel te vertellen. Niemand stoorde hun gesprek.
"Ik woonde kort geleden nog in het mooie kasteel van een deftige graaf," zei een mooie ring met vier diamanten. "Daar was het veel beter dan hier in deze etalage. Waar zal ik volgende week toch zijn?"
"Wij edelstenen blijven altijd leven," antwoordde een grote smaragd. "Als iemand ons verkoopt, blijven we lang of kort bij onze volgende eigenaar. Als hij gestorven is, worden wij weer aan iemand anders verkocht of gegeven. Maak je nergens druk om. Ik kende al heel wat eigenaars, die me op hun borst droegen of me in een kastje opborgen. In zo'n kastje voelde ik me eenzaam. Ik hoop dat ik nog lang in deze winkel blijf. Hier heb ik tenminste gezelschap."

Een jonge robijn, die pas in India was opgegraven en naar Europa gebracht, wilde ook wat zeggen:
"Nu, alles is heus beter dan altijd maar in de donkere aarde te liggen," zei hij.
Verder kwam hij niet. Een deftige dame pakte hem op en liep naar een winkelier.
"Meneer, wilt u ..."
Opeens begon ze hard te schreeuwen, want een jongen had haar de robijn afgepakt en was hard naar buiten gerend.
"Sta stil, boef!" riep de winkelier.
"Bert, ga jij die jongen achterna!" riep hij tegen zijn jongste bediende, die meteen naar buiten holde.
Maar ach, de kleine dief was nergens meer te zien. Dan maar de politie waarschuwen.
De jongen had zich in een oud huis, waarin niemand meer woonde, verscholen. Doodstil zat hij in de kelder en wachtte, luisterde... Hoorde hij voetstappen? Nee, er kwam niemand.
Op zijn tenen sloop hij het trapje op, de gang door en door de achterdeur naar buiten. Hij voelde in zijn broekzak. Gelukkig! De robijn was er nog.
Al gauw was de jongen buiten de stad. Ai! Daar reden twee politie-auto's! Die agenten zochten hèm zeker. Hij rende het weiland in. Eén van de auto's stopte. De jongen liet zich plat op zijn buik vallen en rolde in de sloot!
Een betere schuilplaats was er niet te vinden. Hij kwam het water uit en sloop als een slang door het gras. Zo kwam hij tenslotte in het grote bos terecht. Hier zou de politie hem niet zo snel vinden. De robijn had hij gelukkig niet verloren.
"Ik kleed me helemaal uit en droog me af met gras," dacht hij.
Zodra hij daarmee klaar was, liep hij in zijn onderbroek verder. Zijn kleren droeg hij onder zijn arm. Hij had niet gezien dat onder het uitkleden de robijn uit zijn broekzak was gevallen.

Die mooie edelsteen lag op een kleine open plek in het bos. Hij zag de mooie rode bessen om zich heen.
"Wat lijken jullie op mij!" riep hij verbaasd uit. "Zijn jullie familie van de robijnen?"
"Robijnen? We weten niet wat dat zijn," zei een gerimpelde oude bes. "Maar inderdaad, je bent net als wij. Daarom zullen we jou als onze broer beschouwen."
Vele dagen lag de robijn tussen de vossenbessen, waar hij erg op gesteld was. Hier was hij veel liever dan in de winkel of in een luxe kamer. Hier had hij een grote, gezellige familie gevonden.
Op een dag regende het verschrikkelijk. Harde donderslagen klonken overal in het bos. Het leek wel of de grote bliksemflitsen alle bomen in brand wilden steken.
De vossenbessen hingen moedeloos aan hun steeltjes. Als ze maar niet door de bliksem werden getroffen!
Krraaaaak!! Een geweldige donderslag... In de verte begon een boom te branden.
Herten galoppeerden angstig weg. Konijnen doken hun holen in. Een ekster vloog laag over de vossenbessen. Die ene glom zo mooi. Oppikken! Met die mooie bes in zijn snavel vloog de ekster verder. Maar die bes voelde wel erg hard aan. De ekster wist niet dat hij een robijn vasthield.
Het onweer hield op. De ekster ging eens rustig op een tak zitten om zijn zogenaamde bes op te eten. Maar dat gebeurde niet. De ekster werd zelf opgegeten! Een grote roofvogel verslond hem met huid en veren. Daarbij kwam ook de robijn in de maag van de roofvogel terecht.
"Moet ik altijd in dit donkere hol blijven?" dacht de edelsteen. "Waarom mocht ik niet bij mijn broers, de vossenbessen, blijven? Ach, wie weet, kom ik toch nog eens in een paleis of een schatkamer. Toen ik in de broekzak van die jongen was, zat ik ook behoorlijk in angst. Ach ja, blijven hopen op beter."

De roofvogel sliep op een tak. Aan de voet van de boom zaten de boswachter en zijn dochtertje. De man stak een groot vuur aan om appels en peren te gaan roosteren. Witte rook kringelde omhoog en drong in de keel van de roofvogel. Het dier kuchte en kuchte. Tenslotte moest hij overgeven.
Plok! De uitgespogen robijn viel op de grond, vlak bij het vuur.
"Kijk eens wat een mooi steentje!" riep het meisje uit.
"Nee maar, dat is een echte robijn!" antwoordde haar vader. "Hoe die hier is verzeild, mag Joost weten. In ieder geval zullen we hem voor heel wat geld kunnen verkopen."
Nee, het meisje verkocht de robijn niet. Ze droeg hem aan een kettinkje om haar hals. Vaak wandelde ze in het bos met haar nieuwe sieraad.
Toen ze veel later zelf ook en dochtertje had, kreeg dat kind de robijn.
Wanneer dàt meisje door het bos liep, met de robijn aan haar hals, keek die altijd naar de vossenbessen en sprak met hen:
"Jullie blijven altijd mijn broers. Ik ben blij dat ik jullie nog steeds zie. Ik hoop niet dat ik ooit nog in een of ander deftig huis terecht zal komen."
Het meisje hoorde dat niet. Maar misschien kon ze toch wel de gedachten van haar robijn raden...

Schrijver: Han Messie, 15 oktober 2013


Geplaatst in de categorie: adel

4.0 met 2 stemmen 172



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Petra Hermans
Datum:
15 oktober 2013
Email:
worldpoet546live.nl
Prachtig geschreven Han!
De eenvoud van het verhaal dat je vertelt
ontroert me tot tranen toe. Dank je wel.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)