Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De Oranjelaan (4)...oom Ebel

Op een mooie zomermiddag verscheen er een auto in de Oranjelaan die voor onze deur stopte. Het was oom Ebel met z’n vrouw tante Truus. Ebel was een oudere broer van mijn vader en had door zijn vooruitziende zakelijke blik redelijk fortuin gemaakt met het drukken en verspreiden van ‘De Groninger Gezinsbode’. Hij was eerst zetter geweest bij het ‘Nieuwsblad van het Noorden’ maar daarna voor zichzelf begonnen. De Gezinsbode was wellicht één van de eerste gratis huis-aan-huisblad kranten waarbij de inkomsten werden verkregen uit de advertenties van bedrijven en privé personen.

De zaken liepen zo goed dat hij zich na verloop van tijd de aanschaf van een auto kon permitteren. En niet de eerste de beste. Een zwarte glimmende Citroën Traction Avant met van die mooie gebogen spatborden, die hij vol trots aan ons kwam laten zien. Natuurlijk deelde ik mee in de trots omdat het mijn bloedeigen oom was. De auto werd van alle kanten bewonderd door kinderen uit de straat. ‘Stap in’, zei mijn oom tegen mij: ‘dan gaan we ritje maken’. Op dat moment was ik geen gewone jongen meer uit de Oranjelaan. Ik steeg naar een welhaast koninklijk niveau en zwaaide uitgelaten naar de achterblijvende jongens toen de auto zich langzaam in beweging zette. Wat nog de meeste indruk op mij maakte was het zwierige uitklappen van de richtingaanwijzer als we een bocht naar rechts of links maakten. Het was net een handje dat zei: ‘daar gaan we heen mensen…kijk uit’. Na de tocht werd de auto weer keurig voor de deur geparkeerd. Oom Ebel ging naar binnen om een kop koffie te nuttigen en te verhalen over z’n krant. Ik bleef buiten staan en lette goed op dat de auto niet werd aangeraakt door jaloerse straatgenoten.

Oom Ebel en tante Truus kwamen na een tijdje met mijn vader en moeder naar buiten. Na hartelijke afscheidswoorden namen m’n oom en tante hun comfortabele zitplaatsen in. Oom Ebel startte de wagen…althans dat was de bedoeling. Tot mijn verbijstering en ontsteltenis sloeg de motor niet aan. Na nog een aantal pogingen kwam er geen geluid meer uit de startmotor. Oom Ebel kwam de auto uit, wreef zich bedenkelijk over z’n kin en zei toen: ‘drukken jongens zo hard als je kan’. Hij nam weer plaats en op zijn teken begonnen we te duwen alsof ons leven ervan af hing. Gejuich steeg op toen de motor na wat horten en stoten aansloeg. Mijn oom had niet de moed om weer te stoppen zodat de auto langzaam uit het zicht verdween. Ik mocht hem wel mijn oom Ebel.

Jaren later heb ik nog eens op onverwachte wijze een handtekening van hem gekregen waar ik niet om gevraagd had. Zijn roem was in de Groningse zakenwereld zo gestegen dat zijn voorgedrukte handtekening op de diploma’s stonden die werden uitgereikt na het uitlopen van de Plantsoenloop. Dit was een hardloopwedstrijd door het Noorderplantsoen in Groningen. Sponsoren deed ie dus ook al aan. Er zaten een paar verraderlijke bulten in het parcours, die mij lelijk opbraken, zodat ik nooit in de voorhoede heb kunnen meestrijden. Dat kwam uiteraard ook door een tekortkoming in de voorbereiding. Meneer Kroon, onze gymnastiekleraar, had ons op de hoogte gebracht van deze loop en samen met twee andere jongens van onze school hadden we ons aangemeld. Mijn voorbereiding bestond uit één of twee trainingsloopje met Fokko Bos. Fokko Bos was een jaar ouder dan ik en bovendien veel fanatieker. Na eens gezamenlijk een een paar kilometer in een sukkeldrafje te hebben opgelopen begon mijn tempo al aardig terug te vallen. Fokko zei: ‘ik zie je straks wel weer hoor’, waarna hij er een schepje boven op gooide zodat hij al snel uit zicht was verdwenen. Ik vond dat niet erg. Ik kon nu rustig tot wandeltempo terugvallen zonder voor slappeling te worden uitgemaakt. Het schemerde al behoorlijk toen ik weer thuiskwam. In de verte hoorde ik iemand roepen maar daar besteedde ik geen aandacht aan. Ik dacht dat is vast Fokko die een eind verderop in de straat woonde. Als ik zou antwoorden zou hij weten dat ik wel heel lang over het traject had gedaan. Een half uur later ging de bel. Fokko stond voor de deur. Ik deed open en hij zei: ‘oh gelukkig dat je er bent, ik dacht al dat je onderweg iets was overkomen’, ‘nee hoor’ zei ik schijnheilig ‘ik ben allang thuis’. Dat was niet zo netjes van me maar ik had ook niet verwacht dat Fokko zich zo om mijn welzijn zou bekommeren.

Maar de eindstreep heb ik gehaald in Groningen. Op deze wijze heb ik een handtekening van mijn oom verdiend. Hij wist er niet van en ik ook niet. Zijn zonen hebben later de krant, die - net zo als de Plantsoenloop - nog steeds bestaat, verkocht aan een grote uitgever in de stad.

Schrijver: Nico Noorman, 7 november 2013


Geplaatst in de categorie: algemeen

5.0 met 1 stemmen 107



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)