Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Armada

Het is bekend uit de geschiedenis, dat in 1588 de Spaanse Armada van 130 schepen in het gebied tussen Calais en Duinkerken zwaar is toegetakeld door de Engelse en Nederlandse Vloot, de republiek der Nederlanden was immers nog in oorlog met de Spanjaarden(de 80 jarige oorlog van 1568 tot 1648).
Er zou nog een tweede Armada van de Spanjaarden komen en daar had ik mee te maken in mijn vorig leven. De Spaanse machthebbers konden het niet verkroppen, dat ze de eerste zeeslag hadden verloren en wilde opnieuw proberen de zeemacht van de Nederlandse Republiek te breken.

In 1639 woonde ik in Hellevoetsluis, dichtbij de haven. Ik was in dienst van de vlootvoogd Maarten Tromp. Mij was bekend, dat Tromp een grote opdracht had gekregen van de Staten van Holland om met een kleine vloot te vertrekken naar Het Kanaal tussen Frankrijk en Engeland. Het was begin april en ik zat in de woonkamer thuis bij moeder de vrouw aan de grote tafel, schamel verlicht door een olielamp. Buiten was het nog koud en de wind loeide in de schoorsteen van onze alles brander, gestookt met hout en turf. Een kop koffie konden we al drinken, want daar zorgde de Verenigde Oost-Indische Compagnie wel voor.

We hadden zes kinderen, vier meisjes en twee zoons. De meisjes sliepen bij elkaar in een grote alkoof en de jongens in een kleinere. Net op het moment, dat mijn vrouw Klazina zich ging opmaken naar bed te gaan werd er op de deur geklopt. We keken elkaar aan en dachten, zo laat nog. Ik opende de deur en daar stond de mij bekende zeilmaker Nicolaas.
Hij had een papier in zijn hand, en zei:
''Mag ik binnenkomen, want het begint weer te sneeuwen?''
''Natuurlijk Nicolaas, kom binnen, de kachel brand nog. Waarom zo laat nog?''

Hij overhandigde mij het papier en ik las het. Ik kreeg het bevel van admiraal Maarten Tromp mij onmiddellijk te begeven als loods naar de rede van Hellevoetsluis, want we zouden dezelfde nacht nog vertrekken. Ik schrok geweldig, want ik had net een liesbreuk opgelopen en kon mij moeilijk voortbewegen. In die tijd hadden ze daar niets mee te maken, je moest opdraven, dus pakte ik mijn boeltje en nam afscheid van Klazina en begaf mij naar de rede. Door mijn collega's werd ik hartelijk verwelkomd en kreeg warme koffie te drinken. We werden toegesproken door een kapitein, die vertelde, dat men de komst van een tweede Armada verwachtte uit Spanje.

De opdracht luidde:
De visserij op de Noordzee beschermen tegen kapers, uitvaren van de Duinkerkers beletten, binnen zeilen van schepen met Spaanse troepen in de haven van Duinkerken voorkomen. We vertrokken vroeg in de nacht bij stormachtig weer en zware regenbuien. Ik was doodop, want ik had de hele dag de waterpomp in de tuin gerepareerd en weer netjes opgepoetst. Gelukkig kon ik bij dat karwei zitten, maar nu moest ik lopen en dat viel niet mee met mijn liesbreuk. Er was geen dokter aan boord, maar een matroos-verpleger wikkelde een drukverband over mijn bovenbeen, zodat de pijn te verdragen was.

Spoedig hadden de vloot Het Kanaal bereikt en kruiste maandenlang rond, maar er was geen Spaans schip te bekennen. Toch gebeurde er heel wat, want elk vreemd schip werd aangehouden en doorzocht. Pas een paar maanden later in september verscheen er een Spaans galjoen in Dover. Onze kapitein kreeg de opdracht de Spaanse troepen aan boord van de galjoen krijgsgevangen te maken en aan land te zetten in Frankrijk, dat ook in oorlog was met Spanje. Tromp had maar last van die kerels en ze aten ons eten maar op.

Toen haalde ik als loods een stomme streek uit, ik zette ons schip bij vloed op een zandbank. Ik dacht, dat het eb was, maar toen merkte ik de zware vergissing, na de vloed kwam dus de eb met het gevolg, dat het schip vastzat. De kapitein was woest en rapporteerde mijn fout bij de admiraal Tromp. Het zou nu erg moeilijk zo niet onmogelijk zijn het schip weer zeewaardig te krijgen, misschien bij een zeer hoge waterstand als gevolg van een zware storm of orkaan. Het zag er voor mij lelijk uit en werd overgebracht naar het schip van Tromp om voor de Krijgsraad te verschijnen.

Ze gingen tekeer tegen mij en beschuldigden mij van opzet en werd veroordeeld tot kielhalen, zweepslagen en aan land zetten. Gezien mijn leeftijd en ziekte werd het vonnis niet uitgevoerd, maar mijn gage werd niet meer uitbetaald en ik mocht nooit meer als loods op een oorlogsschip gaan varen. Als ik het toch zou doen, dan zou ik worden opgehangen. Ik zou dus als onbekwame loods en stuurman aan land worden gezet. Toch hadden de rotzakken de beul opdracht gegeven mij nog een paar harde zweepslagen te geven op mijn zitvlak en ik schreeuwde het uit en dat was precies het geluid waar ik mee wakker schrok uit deze nachtmerrie.

Schrijver: kees niesse, 4 december 2013


Geplaatst in de categorie: oorlog

4.0 met 1 stemmen 90



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)