Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

GROOT HOEFBLAD

Rudolf, een boerenzoontje van acht of negen jaar, kende niet veel meer van de wereld dan vaders boerderij. Wel kwam hij geregeld in het nabije dorp. Schoolgaan, af en toe boodschappen doen; dat hoorde bij Rudolfs voornaamste bezigheden.
Eens, op een dag dat hij niets te doen had, liep het ventje langs de akkers vol gerstpluimen. Daarna ging het tussen de koeien door. Die dieren graasden rustig verder, zonder op te kijken. Deze kleine baas kenden ze allemaal. Ook waren ze van hem gewend dat hij goed kon plagen.
Onder het prikkeldraad door... Daar stond Rudolf in het wijde, woeste veld, helemaal overwoekerd door groot hoefblad. Vader had nooit belangstelling voor deze wildernis. Maar in dit veld, dat niemand toebehoorde, voelde Rudolf zich het alleen heersende koninkje. Voetje voor voetje tussen die geweldige bladeren schuifelen. Ach, de tere diertjes die daaronder leefden, niet vertrappen... Rudolf keek ook naar boven. Grauwe wolken bedekten de zon. Een grote, neerslachtige schaduw viel over het hoefbladveld. Er begonnen druppels te vallen. Bij de spoorweg eindige Rudolfs rijkje.
"Tak, tak, boem!" Een trein kondigde zich aan.
"Wat heb ik een zin om met zo'n denderende wagon mee te gaan," peinsde Rudolf. "Waar ik dan heen zou kunnen? In elk geval iets anders dan ik elke dag zie."
De razende wielen gingen snel voorbij. De trein liet Rudolf achter zich. Een vogel in de spar bij de spoorweg schaterde luid:
"Ja jochie, jij wilt graag reizen. Wees voorlopig maar tevreden met jouw huis."
Aan de einder werd een smal strookje zon zichtbaar. Daarbij verscheen ene regenboog. zowel gejubel als naargeestigheid beheersten Rudolfs gemoed.
"Om mij heen die troosteloze regen... Maar de verte glanst, en is gekleurd. O, trok die verte mij maar naar zich toe om mij mee te nemen naar het aller verste!"
Maar in plaats daarvan kwam dat verre zonlicht naar Rudolf toe. Spoedig vervaagde de regenboog en hield de regen op.
"Wat glimt het nat op al die reuze bladeren prachtig! Hoe zal het daaronder zijn?"
Het hoefblad beschermde een wereld onder zich. Op handen en voeten kroop Rudolf tussen de dikke, harde stengels door.
"Hier ben ik in mijn eigene groen schemerrijk. Ik kruip mee met de spinnetjes en torren die hier wonen. Die diertjes maken zelf ontdekkingsreizen in hun eigen leefgebied. die vlinders voelen zich hier ook thuis. Straks zullen ze weer hun verre vluchten gaan maken. Hoor dat gesnor en gebrom eens. Ai, daar heb je een wespennest onder die graspol. Laat die stekers maar altijd hier blijven wonen. Ze hebben onder deze hoefbladen genoeg om rond te zweven en diertjes om op te jagen.
Ja, hier heb ik het voor het zeggen. Maar ik laat mijn rijkje wat het is. In dit beschutte wereldje gaan zwerflust en huiselijkheid samen. Dat is het prettigste wat ik wens."

Vele jaren waren voorbij gegaan. Rudolf was een jonge man van een eindje boven de twintig. Hij deed nu zelf al het werk op de boerderij. Zijn vader had vaak erge rugpijn en bovendien was zijn hart erg zak. Daarom lukte het zware werk vader niet goed meer.
Rudolf kocht een oude wisent van de dierentuin. De directeur en de verzorgers wilden dat dier kwijt. Gelukkig voor die arme kolos kon hij een nieuwe baas krijgen. En groot weiland zonder koeien werd zijn woonplaats. Heel genoeglijk kuierde opa wisent hier rond, intussen heerlijk grazend.
Eens liet Rudolf aan zijn vrienden alles van de boerderij zien. De hooizolder, de grote lege stal, daarna het weiland vol koeien.
"Nu gaan we naar een geweldig groot rund kijken," grinnikte hij blij. "Kom maar eens mee naar mijn ruimste weiland."
Wat een schrik! De wisent stootte met reuze sterke kop tegen het prikkeldraad! Meteen was het hek gebroken. Wat Rudolf het ergste vond... Met zijn zware poten liep dat dier door het veld vol hoefblad. Ja, dat veld waarvan Rudolf als kleine jongen al zoveel van gehouden had. Nu nog, als flinke boer, ging zijn hart ernaar uit. Nu zouden al die harde hoeven daar alles vertrappen, vernielen en kapot drukken!
"O, straks vind ik allemaal dode, platte kevertjes! Al dat mooie hoefblad wordt opgegeten. Ik kan nu wel afscheid nemen van mijn geliefd veld!"
Vanuit de spar bij de spoorweg riep dezelfde vogel van vroeger:
"Kijk eens naar jouw voorzichtige wisent!"
Rudolf en zijn vrienden stonden bij dat grote ruige dier, dat langzaam tussen het hoefblad voort stapte. Heel zacht streken de taaie bladen langs zijn bruine vacht. Een enkele keer hapte de wisent zo'n blad op. Maar gewoonlijk duwde hij het loof zacht uiteen om het gras daaronder te verorberen. Daarbij keek hij aandachtig naar beneden, stapte bedachtzaam over kevers, slakken en rupsen heen.
Trots klopte Rudolf zijn oude stier op de flank.
"Kijk," zei hij tegen zijn vrienden. "Hoe fijngevoeligheid en ware eerbied voor het kleine tere bestaan, uitstraalt van dit angstwekkend en misschien gewelddadig rund."

Schrijver: Han Messie, 25 oktober 2014


Geplaatst in de categorie: filosofie

4.0 met 1 stemmen 108



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Gabriëla Mommers
Datum:
25 oktober 2014
Email:
gabrielamommersyahoo.com
Na een misschien wat lange opbouw, waarin niet helemaal duidelijk is waar het naartoe gaat, heeft dit verhaal een prachtig einde, met een heel mooie boodschap. Graag gelezen, Han!

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)