Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

SLAG OM SLINGER (1)

Mijn vriend had het van een koerier. Men had de anderen niet in veiligheid weten te brengen. Ze schenen, gezeten op de straatstenen, te wachten op het transport dat hen naar Duitsland en daarmee zo vermoedde ik naar het eind van hun leven zou brengen. Een godverlaten duisternis legde zich over mijn hart en drukte een zware kussen op het laatste restje hoop dat zich daar bevond. Een voor een kwamen ze mij voor ogen en nam ik afscheid. Op dat moment twijfelde ik er sterk aan of ik ooit nog in staat zou zijn mijn beroep uit te oefenen. Met de barst die het bericht in mijn stem teweegbracht, zou dat moeilijk worden. Zeer moeilijk.

We zaten dicht tegen elkaar aan gedrukt. Iedereen staarde somber voor zich uit. De kleintjes hadden het koud en kropen nadat ik mijn jas had losgeknoopt nog dichter tegen me aan. Ik sloeg hem zo goed en kwaad als het ging om hen heen.
‘Jacqueline haaltje tellen,’ drensden ze.
Tot overmaat van ramp ging het ook nog eens regenen. De soldaten die ons in de gaten
moesten houden, piekerden er zo te zien niet over ons een zeil toe te werpen. Goddank! Er waaide een stuk plastic precies onze kant op. Het ontging ze dat ik het greep en over mijn bollende jas legde. Het was een geschenk uit de hemel in onze huidige situatie. Ik dacht aan mijn ondergedoken grootvader. Zouden we elkaar ooit weerzien? Ik huiverde. De kleintjes waren gelukkig ingedommeld.

We stamden uit een muzikale familie. Mijn grootvader had me er vaak over verteld. Aan de hand van een ons ver terugvoerende stamboom en de vele boeken die hij had gelezen. Nog zie ik mezelf zitten op zijn schoot, de stamboom voor ons op tafel. Die ging ver terug. Tot diep in de Middeleeuwen. Tot aan een tijd, waarin wij het behoorlijk voor het zeggen hadden. Een tijd, waarin wij binnen de muren van de stad overmatig veel te horen waren. Orde scheppend. Oriëntatie biedend. Sommige van ons zongen wel negen ‘poosen’, zoals dat toen heette, achter elkaar. Er waren er die gespecialiseerd waren in begrafenisliederen, maar er waren er ook van wie de aard zich beter leende voor feestelijke, wereldse gezangen. Dan waren er nog die de zwaarste stem hadden. Zij mochten optreden bij terechtstellingen, het uitspreken van banvloeken en in tijden van oorlog. Maar de meeste van ons begonnen in de functie van oproeper tot gebed. Al bleven de vrouwen meestal hangen in die fase vanwege hun weinig veranderende stemmen en hun neventaken als moeder en echtgenote.

Het was opvallend dat de stadsmensen, op enkele uitzonderingen na, er nooit genoeg van kregen naar ons te luisteren. Hoewel we over het algemeen toch vrij hard zongen, bleven we fascineren. Hoe dat kwam, was een streng bewaakt familie- en beroepsgeheim. Het scheen te maken te hebben met onze verre voorouders die als rondreizende smeden als eersten het geheim van onze stemmen ontdekten. De helende, kalmerende, opwekkende, maar ook
waarschuwende en bestraffende werking die deze hadden.


Op een vriendin van mij, ze was kosteres, hadden onze stemmen ook zo hun uitwerking gehad. Ja, een onvergetelijke indruk hadden zij op haar gemaakt. Ooit was ze onder hypnose op een plein terechtgekomen, waar wij, terwijl we ons vak uitoefenden, te horen waren. Toen haar hulpverlener haar sommeerde ons de rug toe te keren en het plein te verlaten via de nauwe, donkere steeg, van waaruit ze was gekomen, liepen de tranen haar over de wangen en schudde ze als een klein verdrietig kind heftig van nee. Zo betoverd was ze door de goddelijke klanken die wij voortbrachten. Nee, ze wilde niet bij ons weg. Onze stemmen vulden haar met een diep en ongekend geluk en gevoel van eenheid. De trillingen in onze stemmen, brachten heel haar wezen in harmonie. Van de kleinste cel tot in alle organen ervoer ze een onbeschrijflijke heelheid en een grote hoeveelheid licht van een onbekende soort, nam alle pijn en verdriet uit haar weg. Tot in het diepst van haar ziel scheen ze samen te vallen met de bron waaruit ze was voortgekomen en die ze- wederom- moest verlaten, als ooit, toen ze op weg was naar haar geboorte en de stem van de kosmos haar tot vorm had gegalmd. Een volk als de Aboriginals had het zo gek nog niet bekeken, realiseerde ik me. Ook in hun cultuur werden schepselen tot leven gezongen.

Mijn oma, mijn ouders en wij kinderen waren, met uitzondering van de nog steeds slapende jongste, inmiddels behoorlijk natgeregend. We begonnen te verlangen naar de vrachtwagen die ons zou meenemen naar het station. Alles beter dan hier te zitten kleumen op het kerkplein, zo akelig dicht bij ons huis, van waaruit we zo’n prachtig uitzicht over de daken van de stad hadden gekend.

Toen de Tweede Wereldoorlog voorbij was, kwam ik die zich van de vrachtwagen had laten rollen op een landweg, te voorschijn uit mijn schuilplaats. Uit getuigenverklaringen bleek dat mijn naaste familieleden waren omgesmolten ten bate van de oorlogsindustrie van de Duitsers en dat ook mijn grootvader verraden was. En hoe zwaar het me ook viel, ik hervatte mijn taak, al was het alleen maar om de mensheid te doordringen van het belang van onze bronzen keelklanken. Ze te wijzen op de genezing die deze konden brengen, als ze maar bleven klinken, blijvend te horen waren, slag om slinger, om het hardst hun boodschap uit konden blijven dragen. Nooit mochten onze stemmen verloren gaan. Zij waren de enige die de in vergetelheid rakende taal van gene zijde, nog spraken. Die de mens tot ontroering en besef konden brengen. Waarschuwden wij niet op een totaal andere wijze dan brandweer- of ambulance sirenes? Waar was de priester gebleven, op weg naar de ernstig zieke, een bel ten teken van haast in zijn hand...

Schrijver: Anneke Haasnoot, 12 april 2015


Geplaatst in de categorie: oorlog

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 2.224



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)