Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

DE WITTE KAPEL (deel 1)

Reinier de landloper stapte moeizaam voort door de sneeuwstorm. Vliegende vlokken plaagden zijn hals en gezicht. Zelfs in dit wijde veld kon je maar een klein eindje voor je uit zien. Hier en daar was nog een schimmige vorm zichtbaar. Een eenzaam huis of een boom?
Tenslotte zakte Reinier zuchtend in elkaar, helemaal uitgeput.
"O wee, hier zal ik omkomen van de kou," spookte het angstig door hem heen.
Maar wat was dat? De rondwervelende sneeuw nam de gedaante aan van een witte kapel. Middenin de gladde zijgevel glansde een groot oog, wijd open. Daarin kronkelden rode en blauwe kringetjes door elkaar. Het was net een levend kunstwerk.
"Het laatste wat ik zie, is wonderlijk mooi," dacht Reinier." Hij verloor het bewustzijn.

De landloper opende langzaam zijn ogen. Vage stemmen drongen tot hem door. Maar hij was niet bij machte om te spreken.
"U bent nu in ons klooster," klonk het vlakbij zijn oor. "Blijft u maar rustig op het bed liggen. Ja, een van onze broeders heeft u bewusteloos in de sneeuw gevonden. U was al op sterven na dood, op het laatste ogenblik nog gered."
Onverstaanbaar murmelde Reinier wat terug. Omringd door goede zorgen bleef hij een week lang in het klooster. Daarna was de zwerver weer sterk genoeg om erop uit te gaan.
"Weg van die vrome kwezels," dacht de man stoer. "Ik zal mijn vrijheid weer vinden."
Gelukkig bleef de winter zacht. Reinier sliep steeds in een hooischuur of in een stal. Bij die boerderijen gaven ze hem meestal ook wat te eten. Toch kreeg hij genoeg van dit leven.
"Steeds maar dat lopen zonder doel," peinsde hij. "Wat voor anders zal ik ondernemen?"

Met blijde verwachting ging Reinier aan boord van een groot vrachtschip.
De kapitein was hier ook voor te vinden.
"Kerel, we kunnen jou vast wel als duvelstoejager of als knechtje van de matrozen gebruiken. Steek je handen maar flink uit de mouwen."
Reinier moest de aanrechten en tafels in de scheepskeuken elke dag schoon poetsen. Wat een geweldige afwas wachtte hem drie keer op een dag! Heel wat potten, pannen en talloze borden gingen door zijn handen, die toch niet aan zware arbeid gewend waren.
"Ach, ik houd dat vervelende werk niet uit!" riep hij telkens tegen de kok.
"Je blijft het maar doen tot we weer thuis komen!" klonk het nors.

Op een dag hobbelde het schip over huizenhoge golven.
"Ja, het mag stormen, maar je moet de tonnen die op het dek staan in het ruim brengen!!" brulde de bootsman tegen Reinier.
O, nee, dat durfde hij niet. Als er zo'n hoge roller over het dek heen sloeg en hem meesleurde, de woest zee in!?
Reinier rende weg en liep de trap naar het diepe ruim af. Telkens moest hij zich vastgrijpen om niet door het schommelende schip heen en weer geslingerd te worden! Eindelijk zat hij verscholen tussen grote zakken en kisten. De zware storm gaf een bonkend gevoel in zijn hoofd. Dan maar plat op de zakken blijven liggen. Zouden de matrozen naar Reinier zoeken? Angstig en stil bleef hij in zijn schuilhoek. Hij kreeg wel een geweldige honger! Hier in het ruim was vast niets te eten. Ook durfde Reinier niet naar de keuken of de eetzaal te gaan.
"Ik blijf hier zitten. Er zal wel heel wat voor mij zwaaien, want ik ben van mijn werk weggelopen."
Een pijnlijk borrelend gevoel kwelde Reiniers maag. Maar wat griezelig! Daar kwam een grote rat aangeslopen. Het dier keek de man nadenkend aan, tippelde langzaam weer weg.
"Die rat wil mij misschien wat laten zien!" ging het door Reinier heen. Op handen en voeten kroop hij over kisten, en tussen dozen door. Het knaagdier liep traag, wilde duidelijk dat Reinier hem zou volgen. Opeens... Lekkere geuren... Allemaal ratten zaten op blikken bussen, die ze open hadden gebeten. Nu, dat beloofde wat! Vruchten op sap, allerlei soorten jam en moes kwamen tevoorschijn. Reinier trok zich niets aan van die smerige dieren. Hij graaide in de gebroken en gebarsten blikken. O, wat verrukkelijk, al dat zoete sap en die kersen, pruimen, en al dat andere fijne fruit!
De ratten spitsten hun oren, en stoven allemaal weg. Begrijpelijk, want er klonken zware stappen
"Zo, gluiperige wegloper, jij weet het hier wel te maken," bromde een grote, sterke matroos. "Mee naar de kapitein."
Reinier moest boeten voor zijn vluchten en snoepen. Elke dag veegde hij het scheepsdek aan, boende de vloer van de eetzaal. 's Nachts lag hij in een heel kleine slaaphut. De deur ging dan op slot. Die nachten in dat ongezellige hokje met kale, ijzeren wanden... Waar dacht Reinier dan aan?
"Die witte kapel, die ik eens in zo'n koude sneeuwstorm meende te zien... O, die zuivere, blanke muren met dat raam vol bewegend blauw en rood. Was dat maar het laatste geweest wat ik in mijn leven mocht zien. Dan was ik gestorven met een mooi visioen."

... wordt vervolgd ...

Schrijver: Han Messie, 26 mei 2016


Geplaatst in de categorie: werk

4.3 met 3 stemmen 61



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)