Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

DE HUILVROUW

‘En, is er al iets gaande?’
Het was een geijkte vraag in het kleine vissersdorp van de jaren vijftig. Hij werd gesteld aan jonge, pasgetrouwde vrouwen of hun moeders. Er werd reikhalzend uitgezien naar een eventuele zwangerschap. Was dat drie maanden na de huwelijksdag nog niet het geval, dan veranderde vanaf die tijd de vraag in: ’En? Nog niet?’ waarna er meewarig met hoofden werd geschud en er een soort geluid volgde dat je krijgt als je je tong tegen de achterkant van je voortanden drukt; een zacht klakkend t t t t t.’

De jonge bruid zou er begin maart blozend en bevestigend op antwoorden. Achteraf bezien, moet ze na drie wittebroodsweken al zwanger zijn geraakt. Dat was in haar tijd en milieu nu eenmaal de gewoonte.
Lang hadden de jonge bruidegom en zij zijzelf niet kunnen genieten van het zo kort geleden geconsumeerde huwelijk. Ze was erg misselijk en viel te pas en te onpas aan de eettafel in slaap; met haar hoofd op haar armen. De jonge man die vader zou worden onderging het lijdzaam en verbaasd.
Tijdens haar zwangerschap raakte ze verslaafd aan het snuiven van benzine. Ze tapte die uit de tank van de solex waarop haar echtgenoot dagelijks naar zijn werk reed. In de zak van haar schort zat een klein flesje, waaraan ze nu en dan de dop afdraaide en verzaligd snoof. In haar onwetendheid wist ze niet dat de baby de dampen ook binnenkreeg.

Al die tijd zorgde ze voor haar ziekelijke moeder en hield twee etages schoon. Ze sjouwde de vuilnisbakken naar buiten, die van haarzelf de trap af. De jonge man, die erg zwijgzaam was, keek alleen maar toe. Hij was vast nog in shock van wat hij in WO II had meegemaakt. Hij werd als dwangarbeider naar Duitsland gestuurd, was toen de oorlog voorbij was, doodziek en graatmager naar huis komen lopen en nauwelijks hersteld van deze ontberingen, moest hij als marinier naar Nederlands-Indië. Daarvan terug ontmoette hij het felle meisje dat zijn vrouw zou worden toen hij vierentwintig was.

Wegens het woningentekort woonde het stel op de bovenverdieping van haar ouderlijk huis. Nog op de dag van de bevalling stond ze met weeën achter de wastobbe op het kleine plaatsje daarachter.
Vanaf haar twaalfde jaar was het de gewoonte dat haar vader, de opa van de baby die op komst was, haar ’s nachts om 3.00 uur wakker maakte om samen met hem de verplichte grote schoonmaak te doen, dit ter verrassing van haar zwakke moeder; zijn nerveuze vrouw.

Haar eerstgeboren dochter bleek een huilbaby. De kersverse ouders werden gek van haar. Vooral als de oma van de benedenverdieping ’s nachts onder aan de trap riep of ze het kind niet hoorden huilen, terwijl het toch naast ze lag!
Jaren later drong het langzaam tot ze door dat het kind misschien aan het afkicken was geweest van de benzine, maar toen was het al te laat. Neurotransmitters bleken niet te doen wat ze moesten doen en dat maakte dat de huilbaby, die altijd al een klein hartje had als kind, een huilvrouw werd en dan niet een van de huilvrouwen zoals bij Afghaanse begrafenissen die niet altijd echt verdrietig waren.

Veel romantiek en verwennerij ondervond de vrouw niet in haar huwelijk. Er volgden nog twee kinderen. De laatste was een jongen en een nakomertje. Haar man kreeg altijd het grootste stuk vlees, de grootste gehaktbal, de meeste vis; kortom van alles het beste. Dat nam haar eerstgeboren dochter van haar over.
Zij raapte gedienstig de kleren op die haar man op zijn beurt neersmeet en ook hij kreeg van alles het grootste en het meeste. Dat ze een wel heel stille, gesloten Indische jongen koos en altijd al wilde, kwam vast doordat haar vader de tropenzon nog in zijn genen had toen hij haar verwekte meende ze. Ze was ook zo donker, als baby al, terwijl haar zusje en broertje blank en blond zouden zijn, maar dat kwam vaker in de familie voor. Haar opa aan vaderskant had ook Indië aangedaan maar dan in de tijd dat hij verre reizen maakte met een koopvaardijschip. Boven de schoorsteenmantel in de nette achterkamer, waar je alleen bij bijzondere gelegenheden vertoefde, hing een batik doek en er was een foto van opa in wit tropenkostuum. Een man, aanvankelijk visser die verre landen aandeed, zelfs huzaar was geweest.

Rond haar dertigste verjaardag kon de huilvrouw niet meer stoppen met huilen. Als de tranen vloeiden, bleven ze vloeien en met de grootst mogelijke inspanning lukte het haar ze tegen te houden, al lagen ze altijd op de loer als ze in een winkel stond of als iemand vroeg hoe het met haar ging.
Van jongs af aan had ze het leven al niet prettig gevonden en op haar zevende besloot ze er maar het beste van te maken nu ze er toch was en dat had ze gedaan tot ze er letterlijk bij neerviel. Ze kon zich haar geboorte nog duidelijk herinneren. Vergezeld van een volwassen bewustzijn was ze in een steriele, ijskoude, wit betegelde ruimte beland waarna haar bewustzijn verdween.

Haar stille, zwijgzame vader sprak nooit tegen haar en weigerde te praten over wat hij had meegemaakt. Hij had regelmatig migraine aanvallen, net als zijn dochter later. Hij speelde wél leuk met zijn dochters en las verhaaltjes voor het slapengaan of verzon die zelf en ging dan de volgende avond verder van waar hij gebleven was. Zijn vrouw sprak voor tien, waardoor hij een beetje in de verdrukking kwam.

Er werd veel verzwegen, verdoezeld, verdrongen en vooral weg gedronken. Er werd met de paplepel ingegoten en dan was er het geloof. De erfzonde; het steeds maar fouten herhalen per generatie. De Huilvrouw meende een schakel te zijn in een lange keten en vond dat zij al het benauwende en onuitgesprokene van de mannen en vrouwen van de generaties voor haar moest doorbreken, ook al waren, alle wiegeliedjes ten spijt, de gevolgen dáárvan, ook weer niet te overzien.

Schrijver: Anneke Haasnoot, 11 juni 2018


Geplaatst in de categorie: geschiedenis

4.2 met 5 stemmen 358



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)