Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

de wachtkamer

Vandaag moest ik voor oogcontrole naar het ziekenhuis, even de mening en het oordeel van de oogarts vragen. Op advies van mijn opticien. Gelukkig woont mijn oudste broer in de buurt en heeft me begeleid. Nodig, want je krijgt daar spul in de ogen gespoten en dan zie je even wat slechter en is zelf autorijden niet raadzaam. We kwamen de wachtkamer binnen, en was me dat toch even schrikken – druk, druk en nog eens druk. Ik was lekker vroeg, maar alles liep hopeloos uit. Gelukkig konden we nog een zitplaats bemachtigen, want het beloofde een lange zit te worden.
Natuurlijk had ik niet optimaal geslapen, want laten we eerlijk wezen, het gaat wel om je ogen en je maakt je toch, of je wil of niet, een beetje zorgen. Achteraf bleek het mee te vallen – diagnose: een lichte vorm van staar.
Maar goed, wat doe je zoal in zo’n wachtkamer. Je maakt even een onderhoudend babbeltje met een lieftallige buurvrouw die naast je op de bank zit en gelukkig had ik enkele boekjes meegenomen om eventuele lange wachttijden te doorstaan. Nee, ik ben geen pessimist, maar zo onderhand een ervaringsdeskundige. Het loopt altijd uit. Mijn broer zat tegenover mij aan een tafel met nog enkele wachtenden. Die ene meneer aan tafel vertelde dat hij een afspraak had om tien uur en nu was het inmiddels kwart voor twaalf en was hij nog niet geholpen. O, o, dacht ik, dit wordt niet eerder een uur of drie naar huis, want mijn afspraak was om elf uur. De mevrouw die op de vierde stoel, aan tafel zat ging even naar het toilet en in de tussentijd ging iemand anders op die stoel zitten. Een andere dame die naast mijn broer zat, zei tegen die verse nieuwe dame: ‘Daar zit iemand hoor!’ ‘Zal wel,’ zei ze: ‘Ik zie niemand zitten.’ ‘Ze is even naar het toilet.’ ‘Ach,‘ zegt die verse dame, na dit enkele tellen te hebben laten bezinken, verbolgen: ‘ik wil niet eens meer bij u zitten,’ en ze liep enigszins gebrouilleerd weg.
Waarop ik tegen mijn charmante buurvrouw zeg: ‘Oei, bijna mepperij in de tent, beleef je ook nog eens wat op zo’n saaie locatie.’ De dames konden de opmerking wel waarderen, want die begonnen zich, zo ondertussen, ook al een beetje te vervelen. Ze leefden weer even op en hadden weer voer om over te kwebbelen.
Ik zag mijn broer nog een prikkelende hoopgevende opmerking maken tegen de, zich beklagende, lang wachtende buurman. Iets in de trant van, ja een uur heeft maar 60 minuten. Het was een oudere man dus die hield z’n handen gelukkig thuis, en over de even bezette stoel zei die ook iets bemoedigends tegen z’n buurvrouw. Mijn broer is nu eenmaal zo – erg opbouwend en opbeurend met z’n raadgevingen.
En de tijd kroop. De minuten, ook al duren ze altijd 60 seconden, lijken langer en langer te duren. Ik dommel weg. Zweef door de ruimte en neem de werkelijkheid en iedere aanwezige op mijn zweeftocht mee, naar dromenland.
Ik zie plotseling die dame, die gebrouilleerd weg was gegaan, terugkomen. Ze trekt de mevrouw, die zei dat de stoel bezet was, over de tafel aan haar haren. Mijn broer, die natuurlijk niet ingrijpt, komt met weer een opbeurende opmerking: ‘Wat nu dames, hebben jullie een meningsverschil?’ ‘Ja,’ zegt de dame verbolgen, ‘kun je het zien kloothommel.’ Mijn broer nogmaals met een droge, beheerste opmerking: ‘Ja, ik meende al zoiets te mogen waarnemen.’ ‘Dat waarnemen, zal niet lang meer duren gladde eikel.’ Mijn broer, die iets kalende is, weer: ‘Voor eikels moet u in het naburige bos zijn mevrouw.’ Knap van mijn broer, hij blijft altijd keurig en fatsoenlijk – maar ja wel stekelig. Maar om eerlijk te wezen, zo ken ik hem niet echt, in het normale dagelijkse leven is hij de braafheid en keurigheid zelve. Wat gebeurt hier!
De gebrouilleerde dame sleurt die andere dame helemaal over de tafel en laat haar verder met rust. Ze springt over de tafel naar mijn broer en valt hem aan met haar diep rood gelakte nagels. Ze slaat ze in zijn gezicht en probeert z’n ogen uit te krabben. Ik denk nog gelukkig gebeurt het hier bij de oogarts, hij is gelijk op het goede adres. Een volslagen idiote gedachte van mij – ik herken mezelf niet eens meer. Verder denk ik nog, ja ik begrijp die dame toch ook wel een klein beetje en schaam me het te moeten vertellen, ik grijp ook niet in – een familiekwaaltje blijkbaar, genetisch bepaald of zo, en dat terwijl hij hier is om mij te ondersteunen. Niet zo fraai bedenk ik ook nog, we zijn onszelf niet meer; terwijl ik het gevecht met grote verbazing aanschouw. Mijn broer weert zich dapper, ik ben zelfs een beetje trots op hem en sta op het punt om hem al juichend aan te moedigen en net als ik daarmee wil beginnen …………... ;

dringt plotseling die licht bevelende stem half tot mij door, die zegt: ‘Meneer De Boer!’ Mijn broer stoot mij uit mijn halfslaap en zegt: ‘Hé broer, jij moet!’
Na een klein half uurtje staan we weer buiten en ik zeg tegen hem: ‘Wat maak je toch wat mee in zo’n wachtkamer.’ ‘Wat bedoel je?’ zegt hij.
‘Ach , laat maar, ik leg het je nog wel eens uit.’

Schrijver: catrinus
Inzender: C.A. de Boer, 15 februari 2019


Geplaatst in de categorie: welzijn

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 625



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)