Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

DAAR WORD IK BLIJ VAN

Niet echt vrolijk weer gehad van de week. Net iets te nat, net iets te veel wind. Maar vandaag is het raak, oké de wind is nog wel nadrukkelijk aanwezig, maar na een paar rondjes over het land met de honden, voel ik dat het voorjaar op het punt staat los te barsten. Nog een week of twee drie en dat gaat het helemaal los.
Kan niet wachten – ik ben er echt aan toe.
Ook mijn vrouw heeft het wat dat betreft op de heupen, er zijn weer coniferen en weet ik wat al niet aangeschaft.
Zelfs een vogelhokje, een werkelijk prachtig mooi hokje.

Vanuit het keukenraam zie ik een kool– of pimpelmees zich verlekkeren aan het laatste restje opgehangen vogelvoer. Ach, het was eigenlijk niet nodig – dat vogelvoer, de winter was dit jaar immers zelf aan het overwinteren leek het. Wij hebben haar tenminste niet gezien en dus was er voor de vogeltjes voedsel genoeg. En wat ze van het, door ons aangeboden, voer laten vallen wordt wel door de muizen opgepeuzeld. Ach wat maakt het uit, hebben de buizerds ook weer wat extra’s te vreten. Hebben die ook eens de kans om een tweede jong in leven te houden.
Helaas werd het deze winter een verlengde natte herfst in plaats van een vervroegd voorjaar.

Goed, ik keek dus uit het keukenraam naar het meesje en zei tegen mijn vrouw: ‘Zie jij wat ik zie?’ Ik keek van het meesje onder de overkapping naar het op het aanrecht liggende nog op te hangen vogelhokje. ‘Ik denk hetzelfde als jij, denk ik, een schattig vrolijk klein pimpelmeesje.’
‘Maar zie je niet wat er aan dit hokje mankeert?’
‘Nee, niet veel mis mee – een mooi hokje.’
‘Nou, of de mezen zijn te wel doorvoed of het gat waardoor ze in het hokje moeten is veel te klein.’
‘Ach doe niet zo mal, ik heb het bij het tuincentrum meegenomen. Die zullen dat toch weten.’

In mijn familie zitten veel mensen met timmermansogen en soms verbeeld ik mij toch ook een klein beetje, ondanks beginnende staar, over die gave te beschikken. ‘Doe niet zo gek, dat kun je van die afstand nooit zien.’
‘Toch denk ik dat de afmeting niet klopt.’
Zij gelijk op internet de afmetingen opzoeken en al gauw komt ze terug en zegt: ‘Voor mezen moet het gat 3,2 centimeter zijn.’ Ik pak m’n rolmaatje, mijn wijze vriendje op dat gebied, die ons vertelt dat het gat slechts 2,8 centimeter is. ‘Schat dat ding hang ik niet op, die jonge mezen komen daar nooit uit en sterven de hongerdood.’
‘Verdorie,’ zegt ze. Niet verkeerd dat ze ook 2 hokjes bij de vogelbescherming had besteld, en die zijn gelukkig tegen de middag gekomen. Precies het formaat, dat ze zelf voorschrijven.
Ik heb ze opgehangen en, echt waar, na een half uurtje werd het ene hokje al op z’n bewoonbaarheid bekeken. En volgens mij wordt het goedgekeurd. Wie de beslissende stem daarin heeft weet ik niet, pa of ma mees. Of zoals het in een beetje modern mezengezin gebeurt, met gezamenlijke overeenstemming – wie weet.

Maar wat ik wel weet is, dat ik na mijn halsbrekende toeren bij het ophangen, me door de braamstruiken worstelend en klooiend met de uitschuifladder weer het angstzweet op de rug heb gehaald. U kent dat wel – de boormachine vergeten. Weer van boven naar benden – ik heb al hoogtevrees vanaf mijn eigen grootte, mijn ogen zitten dan immers op zo’n kleine 3.50 meter. Maar goed ben je weer boven, verschuift de ladder door de zachte ondergrond – schrik je en ontsnapt er toch een oei oei aan je lippen en valt de schroef die je tussen je lippen hield naar beneden. In de ene hand had je immers het vogelhokje geklemd en de accuboormachine, als een pistool achter je broekriem gestoken. Met de andere hand hou je krampachtig de ladder vast.
Dus weer naar beneden, schroef spoorloos en verdorie van die lange had ik nog maar een paar stuks liggen. Na een kwartier zoeken, je handen in alle haast open halend aan de stekels van allerlei struiken. Ja even snel, want ondanks het mooie weer, komt er toch nog een dreigend wolkje aansluipen. Eindelijk is het gelukt – hij hangt.
Volgens mij goed: de opening niet richting de zon, de aanvliegroute is vrij van obstakels. Hij hangt zo dat er geen katten of kraaien bij kunnen – prima toch.
Ja, er komt heel wat bij kijken om een vogelhokje goed op te hangen. Ach je hebt het er voor over. Zij bezorgen mij plezier en vreugde en dus doe het je toch ieder jaar maar weer.

En weet u een half uurtje later, zoals eerder verteld - ik schenk me een tweede kopje thee in en roep snel mijn vrouw: ‘Kijk. Zie je dat, de mezen zijn het hokje al aan het inspecteren.’
‘Prachtig zegt mijn vrouw en geeft me een knuffel.’

‘Weet je, daar word ik nou zo blij van.’
‘Van die knuffel?’ vraag ze. ‘Ook natuurlijk, maar vooral dat het hokje blijkbaar goedgekeurd wordt.’
‘Kan ik me voorstellen,’ zegt ze.
‘Hoef ik voorlopig die ladder niet weer op,’ zucht ik met de nodige opluchting.

Schrijver: catrinus
Inzender: C.A. de Boer, 15 maart 2020


Geplaatst in de categorie: natuur

4.5 met 2 stemmen 79



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
An Terlouw
Datum:
15 april 2020
En van dit lezen, word ik weer blij! Fijn dat het hangt maar heel,fijn dat je de nek niet gebroken hebt.....Catrinus.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)