Zo Mooi Die Vlinders
In de afgelopen meivakantie kwamen de kleinkinderen Bennie en Irene langs. De tuin stond er bijna op z’n mooist bij.
‘Hoi, opa en oma, daar zijn we weer!’
‘Hoi kinderen, komen jullie mij helpen?’
‘Ja, natuurlijk,’ wist de kleine Irene, ‘maar we komen dit keer meer voor oma, die zou ons immers alles over bloemen leren.’
‘O ja, ‘t is waar ook, dat was ik vergeten. Oma is in de tuin bezig, verras haar maar. Ze heeft jullie nog niet gezien. Ze zal heel blij zijn.’
‘Hallo oma, daar zijn we dan,’ zegt Irene, ‘u zou ons alles vertellen over de bloemen. Weet u nog.’
‘Ja zeker, dat gaan we vanmiddag gelijk doen.’
Die middag heeft mijn vrouw ze intensief les gegeven, zodat ze de volgende dag ongestoord volop bezig kon in de tuin. Maar eerst kwamen ze mij helpen met het maken van lekkere broodjes en soep voor de lunch die we nuttigden op het zonnige terras.
‘Nou, wat vinden jullie van oma haar tuin?’
‘Het is prachtig,’ meent Bennie, ‘maar ik vind het moeilijk al die verschillende bloemen uit elkaar te houden. Ik hou meer van de dieren.’
‘Bloemen zijn ook leuk, veel kleuriger,’ meent Irene.
‘Nou ik vind de vlinders het mooiste van de tuin,’ beweerde Bennie stellig.
‘Bennie heeft wel een beetje gelijk opa – vlinders zijn eigenlijk heel bijzonder.’ Het was me duidelijk, ze hengelden naar een verhaal over vlinders. Vanavond voor het slapen gaan zal ik jullie een verhaal over vlinders vertellen. Irene klapte enthousiast in haar handjes – ze verheugde zich er al op.
’s Avonds toen ik ze naar bed bracht, waren ze bekaf. En ik hoopte dat ik er zonder een verhaal te vertellen vanaf kwam. Maar nee dus. ‘Hé opa, waar ga je heen?’ ‘Wat bedoel je lieverd?’
‘Nou, jij zou ons een verhaal vertellen over vlinders, dat heb je beloofd.’
‘O ja, ’t is waar ook, ik was het een beetje vergeten. Sorry hoor, maar opa’s vergeten soms weleens dingen.’
‘Geeft niks opa, wij vergeten ook weleens wat, of niet Bennie. ‘ ‘Ja hoor,’ zegt Bennie, ‘ vooral jij!’
‘Bennie dat is niet aardig om te zeggen. Irene wist het nog wel, terwijl jij en ik het waren vergeten.’
‘Sorry Irene, het spijt me.’
Goed begin ik. Ik zal jullie het grootste geheim gelijk maar vertellen en dat is dat vlinders gemaakt zijn tot voorbeeld voor de mensen.
‘Jullie weten wat rupsen zijn hè?’ ‘Zeker wel van die enge beestjes,’ beamen ze beide.
‘Jullie weten dat uit rupsen later vlinders komen?’ ‘Echt waar opa, komen uit die enge urpsen echt vlinders?’ ‘Het zijn rupsen, geen urpsen Irene,’ corrigeert Bennie.
‘Nou, het zit zo,’ vertel ik. ‘Rupsen kruipen uit de eitjes die vlinders op de bladeren leggen. Rupsen lijken in zoverre op mensen dat ze zich in hun leven ook vol vreten. Ze eten de bladeren en vreten de planten aan. Dit lijkt onaardig, maar ja het beestje is zoals het is. En als hij vol en dik is, gaat hij rustten en gaat zich, zoals ze dat noemen verpoppen. Hij houdt een soort van winterslaap en als hij weer wakker wordt, kruipt hij weer uit die pop, maar dan als een prachtige vlinder.’
‘Maar waarom lijken ze dan op mensen?’ ‘Ja dat snap ik ook niet,’ ondersteunt Bennie haar.
‘Nou mensen proberen over het algemeen alles te krijgen wat iedereen heeft. Een huis, een auto, een partner en eventueel kinderen. Jullie zijn nog te jong. Maar straks als jullie groot zijn, willen jullie dat vermoedelijk ook.’
‘Nou ik niet opa, als ik later bij jullie mag komen wonen, dan kan ik samen met jullie van al het moois wat hier is genieten.’
‘Jij bent een heel verstandig meisje. Jij bent geen rupsje ‘nooit genoeg’ je knaagt wel aan bladeren – dat doen rupsen allemaal – maar jij bent van binnen een tevreden lief rupsje.
En weet je een rups hoeft niet eens supermooi en dik te zijn. Vaak komen uit de gewoonste rupsen de mooiste vlinders voort. In jou zit een hele mooie vlinder. Mensen moeten net als rupsen eerst hard werken en van het leven leren om tot het inzicht te komen hoe ze een mooie vlinder kunnen worden. En als ze het begrijpen dan zie je ze blij en luchtig als vlinders verder fladderen.
Dan zie je dat heel veel rupsen en mensen hele mooie vlinders kunnen worden.
Daarom zijn er dus vlinders, zij zijn ons tot voorbeeld. Zij laten ons zien hoe je ooit onbezorgd, zonder angsten en extreme verlangens kunt leven.’
‘Opa, ik wil zo’n lieve urps zijn, die een mooie vlinder wordt. Hoe doe ik dat?’
‘Ruuups, Irene, ruups!’ corrigeert Bennie haar.
‘Nou door bijvoorbeeld op school geen klasgenootjes te plagen, wat kinderen soms per ongeluk toch weleens doen. Geen broertjes of zusjes plagen.’
Bennie wordt een beetje rood en houdt zich wijselijk stil. Hoe beter en aardiger je voor een ander bent, hoe liever de rups en hoe mooier je als vlinder wordt. ‘Echt waar?’ ‘Echt waar.’
‘Weet je vlinders hebben geen haast, ze zijn vrij, heel tevreden, eerlijk, zijn gewoon zichzelf. Hoeven nooit bang te zijn, want bijna iedereen vindt ze geweldig. Daarom willen mensen soms even vlinder zijn.
Hieruit blijkt al dat een vlinder een voorbeeld voor ons allen is. Mensen die van vlinders houden worden vaak zelf ook fijne mensen. Ze leren onbewust van de vlinders, hoe ze zelf willen zijn en misschien ook hoe dat te bereiken.'
‘Mooi verhaal opa,’ zegt Bennie. Irene knikt met de duim in haar mond. ‘En weet je, ik merk dat jullie ook gek op vlinders zijn, dus met jullie komt het ook allemaal goed. En nou welterusten allebei, droom maar lekker.’
Ik loop naar de deur en terwijl ik op het punt sta de slaapkamer te verlaten, komt Irene nog met een kleine toegift.
‘Opa?’ ‘Ja, lieverd wat is er?’
‘Jij en oma zijn ook heel mooie vlinders hè?’
Ik glimlach en sluit de deur, met een brok in de keel.
Inzender: C.A. de Boer, 8 februari 2021
Geplaatst in de categorie: kinderen
Hopen maar dat Bennie en Irene ook ernaar zullen streven om mooie vlinders te worden, bewust van hun kwaliteiten en beperkingen.