DE ELFENKONING (Eerste deel)
Stefan, het zoontje van de bloemkweker, werkte hard in de grote tuin van zijn vader. Hij trok het onkruid weg uit de lange rijen bloemen. Met een schoffel maakte hij de aarde luchtig en kruimelig.
Telkens zag Stefan spinnetjes en kevertjes, die hard weg renden. Stoorde hij met zijn werk die kleine diertjes? Joeg hij hen met zijn handen en zijn schoffel uit hun vettrouwde woningen en aardkluitjes?
Met tranen in zijn ogen werkte Stefan toch maar door. Wel probeerde hij te zien waar de spinnen en kevers verscholen zaten.
Die avond was het heerlijk zoel. Stefan wandelde heen en weer tussen de honderden bloemen en planten van vaders bedrijf. Al die kleurige kronen wiegden zo soepel en sierlijk in de zachte, vredige avondwind.
"Het is net of die bloemen buigen en dan weer opveren onder elfenvoetjes," peinsde Stefan. "Zouden er werkelijk elfen door onze tuin dansen? Onzichtbare elfen?"
Gauw holde hij de tuin uit, het boerenweiland in, naar de rand van het grote bos toe.
Wat was die ondergaande zon toch prachtig! De hele einder was vol avondrood... Stefan rende langs de bosrand, in de richting van de ondergaande zon.
"Je zou zeggen dat er elfen dansen in de rossige verte," dacht hij. "Nu, als dat zo is, wil ik het van dichtbij zien."
De jongen liep snel door, werd niet moe. Op naar dat lokkende purper aan de hemel! Maar dat avondrood bleef steeds ver weg, al rende Stefan er hard naar toe. Elfen waren nergens te zien. Tenslotte begonnen de zon en de mooie einder te krimpen, verdwenen in de donkere avondwolken.
"Jammer," peinsde Stefan. "Misschien hebben de elfen nu ruzie met elkaar. Ze kunnen ook wel kwaad zijn, omdat ik naar hen wilde kijken."
Hij draaide zich om en ging weer gauw naar huis toe. Hij hoorde de grashalmen van de wei heen en weer buigen onder de wind. Ook de takken aan de rand van het bos ruisten geheimzinnig.
"Hoor, de elfen praten met elkaar," zei Stefan tegen zichzelf. "Maar eens zal ik weten wat ze allemaal vertellen."
Het was nu winter. Stefan slofte wat heen en weer door de huiskamer en keek eens door het raam. O! Wat blonken de besneeuwde velden prachtig in die schitterende, maar koude zon!
Enige ogenblikken later liep Stefan al buiten, had een dikke warme jas aan, droeg ook een wollen muts. De sneeuw op de velden kraakte luid onder zijn laarzen.
Opgetogen keek het jongetje naar de bosrand. Wat een prachtige weefsels vormde de sneeuw tussen de boomtakken en twijgen.
Hij ging het grote bos in, verder en verder, tussen de kale stammen door.
"Wat dragen de bomen een prachtige suikerslingers in hun kruinen!" dacht hij verrukt. "Dat is het werk van de elfen. Toen zij vannacht door de takken zweefden, woelden hun handen en voeten door die pasgevallen sneeuw! Ik zal er meer van zien."
Stefan liep tenslotte van het pad af, kriskras door de struiken. Het ene geweven sneeuwgordijn was al mooier dan het andere!
Maar langzamerhand werd al die pracht bedekt door grote, grauw schaduwen. Er begonnen sneeuwvlokken te vallen. Bovendien ging het waaien. Er vielen ook steeds meer vlokken!
Stefan kon bijna niets meer zien, want de lucht werd zo grauw. Die sneeuwvlokken striemden zijn gezicht. Ja, het was een flinke sneeuwstorm! Gauw wilde hij weer uit het bos weg, naar zijn veilig en warm huis toe.
Hij begon hard te rennen. Maar welke kant moest hij op? Overal grijze nevel en suizende sneeuw! Stefan was de weg helemaal kwijt! Huilend holde hij tussen de bomen door, die reusachtige schimmen leken...
Opeens... Grote schrik! Een grijswitte gedaante belette Stefan verder te lopen, stond met uitgespreide armen voor het verschrikte jongetje.
Stefan draaide zich om en rende pijlsnel weg. Maar hij merkte wel dat die enge gedaante achter hem aan zweefde, met een flinke vaart!
Stefan stootte zich tegen een boom en viel languit in de sneeuw. Een koude schaduw gleed over hem heen. Voelde hij een harde adem over zijn nek gaan? Ondanks zijn grote angst krabbelde Stefan overeind en rende verder.
(Wordt vervolgd.)
5 april 2022
Geplaatst in de categorie: kinderen