Met een bizarre Marokkaan naar Casablanca
Evert Bruiswater zit zoals gewoonlijk even lekker te genieten van zijn Starbucks ijskoffie, terwijl hij op zijn gemak de voorbijgangers observeert. Vanaf de linkerkant ziet hij een merkwaardig figuur in sjofele kledij op zich afkomen. Die rare smurf loopt recht op hem af en begint meteen tegen hem te kletsen en hem steeds even met een vinger aan te raken. Evert merkt dat die vreemde gast dronken is of hartstikke mesjokke van zichzelf. Terwijl Evert een slokje koffie neemt, zegt de ongeremde kletsmajoor 'Ik neem ook even een slokje!' en slurpt hij uit een halve literblik Heineken. Hij blijkt een oude, niet agressieve Marokkaan te zijn, die volgens eigen zeggen Arabisch, Berbers, Spaans en Turks spreekt. Om dat te bewijzen, zegt hij steeds één woord in die talen. Evert denkt dat deze fantast alleen maar een paar woorden kent en daarmee zit op te scheppen. Hij zegt dat hij Badi Baba heet en hij lacht bij alles wat hij zegt. Badi zegt: 'Wanneer ik Poetin in een donker steegje tegenkom, dan stop ik hem in een plastic zak en breng ik hem direct naar het gerechtshof in Den Haag!'. Daarna volgt weer een bulderend dronkemansgelach. Badi springt van de hak op de tak en heeft het ineens over de hemelpoort. 'Daar geloven wij Marokkanen ook in, als je gaat sterven, moet je daar doorheen!', zegt hij, alsof hij ieder moment kan gaan hemelen. Evert noemt nog even de tunnel met in de verte het licht en Badi voelt zich ineens helemaal begrepen. Hij blijft Evert maar aanraken en hij zegt, dat hij Evert kan beschermen, wanneer ze samen naar Turkije gaan, dat de Turken van zijn Nederlandse vriend af moeten blijven. Evert zegt dat Turken heel aardige mensen zijn en dat hij al in Turkije is geweest. Dan noemt Badi ineens het woord 'Kechie', wat 'hoer' betekent. Evert zegt het na, terwijl er enkele Marokkaanse jongens voorbij rennen. Één van hen kijkt beteuterd en verbaasd achterom. 'Ik ga jou meenemen naar Marokko!', roept Badi ineens dolblij. Dat ziet Evert niet zo één-twee-drie gebeuren, maar na het redelijk serieus bespreken van de reisplannen gaat Evert toch overstag.
Via goedkope treintickets reizen Badi en Evert via Parijs, Marseille en Barcelona naar de boot, die hen naar Marokko brengt. Eenmaal in het bruisende Marokko nemen ze een gammele auto naar Casablanca. Terwijl de opzwepende Arabische muziek in de automobiel weergalmt, drinkt Babi het ene na het andere biertje en deelt hij al gauw zijn voorraadje hasj uit het rommelige dashboardkastje. 'Ik ga jou aan mijn broer Nawaf Nadir voorstellen!', zegt Babi, 'deze auto is van hem en wij gaan bij hem logeren!'. 'Toeter even, wil je? Moet je kijken, wat een schone deernen!', zegt Evert en Badi toetert niet alleen, maar hij remt ook af en vraagt iets aan de sexy jongedames, in het Arabisch. De dames beginnen te gillen en te schreeuwen en Badi trapt meteen keihard op hetv gaspedaal. 'Wat zei je tegen hen?', vraagt Evert. 'Dat deze Nederlandse Casanova jullie graag mee wil nemen!', antwoordt Badi en hij gilt van plezier, terwijl hij op het been van Evert slaat. In Casablanca rijden ze door de Rue Victor Hugo, wat Evert verbaasd. Badi legt hem uit, dat de Fransen Casablanca bezet hadden, maar dat ze medio vorige eeuw verjaagd zijn. 'Die grote schrijver hebben we maar gehouden!', vult hij aan. Na nog wat zigzagstraatjes komen ze bij het huis van Nawaf Nadir, die een boekhandel blijkt te runnen. 'Hé ouwe piraat!', zegt Nawaf tegen Badi, 'wie heb je nu weer op sleeptouw genomen?'. 'Dit is mijn Nederlandse vriend Evert', zegt Badi, 'hij komt ons schone Marokko bewonderen!'. 'Wees van harte welkom, Evert', zegt Nawaf, 'mijn huis is jouw huis en jullie lusten vast wel een lekkere maaltijd!'. Tijdens de kruidige maaltijd en de verfrissende bier komt er nog meer bezoek. De schrijfster Malika Oufkir, een intieme vriendin van Nawaf, kan nog net een hapje meeëten. Malika vertelt over haar ellendige jaren, toen ze in de Sahara gevangen zat en ondertussen kust en streelt zij Nawaf, die gul de hasjpijp doorgeeft. Badi begint steeds harder te lachen en Evert weet niet wat hij ziet, wanneer Malika een spontane striptease-act begint uit te voeren. De hasj prikkelt alle zintuigen en ontremt het viertal. Evert raakt zichtbaar opgewonden door het naakte, bloedmooie, dartelende lichaam van Malika, maar Nawaf geeft Badi een geheim teken, waarna Nawaf en Malika naar een ander vertrek verdwijnen. 'Kom!', zegt Badi, 'wij gaan ons ergens anders vermaken!'.
In een extatische hasjroes dwalen Badi en Evert door de mysterieuze, verstilde straten met overal onrustige mannen en verleidelijke vrouwen. 'In de 15-de eeuw was deze stad door de piraten bewoond!', vertelt Badi met een ongure blik en duidelijk obscure bedoelingen. Hoe het kan, zal wel altijd een raadsel blijven, maar de twee avonturiers zijn plotseling terug in de tijd en via een ronde poort naderen zij het ommuurde bordeelkwartier Bousbir, wat door de Fransen is opgericht. Er spoken daar zo'n 700 Marokkaanse hoeren in de straten en in de vervallen, schemerige huizen. Er lopen zelfs 12-jarige meisjes hun lichamen te verkopen. De twee vienden duiken een druk café in en zij bestellen wat Marokkaanse lekkernijen voor bij de bloedrode wijn. Een soepele buikdanseres wordt door alle mannelijke, hebzuchtige, geile ogen gevolgd. Op een stenen verhoging showt een Arabische schoonheid langzaam maar zeker haar vurige, lustopwekkende lichaam. Vele, mannelijke handen betasten haar en schenken haar een extra centje. 'Dit is een erotisch Walhalla!', kraamt Evert uit, 'man, ik hou het niet meer, waar kan ik ergens aan mijn gerief komen!'. 'Overal, grote vriend, kies maar met wie je het wilt doen en dan regelen we dat!', antwoordt Badi genereus. Buiten het café staan de halfnaakte dames in de deuropeningen en bij één van hen blijft Evert stilstaan. 'Deze graag!', zegt hij tegen Badi en voordat hij het goed en wel beseft, ligt hij al met haar op een kleed te rollebollen. 'Hmmm, wat een lekkere kechie!', denkt de gelukkige losbol. Ze heet Ghalia en ze heeft de lekkerste Galia-meloenen van heel Casablanca. Evert gaat helemaal op in het ongekende liefdesspel en na deze hemelse ervaring wil hij alsmaar meer. Zo belandt hij bij Firdoos Hassani, Bisar Mekkaoui, Racha Soussi etcetera, totdat hij beseft, dat hij al die tijd badi niet meer heeft gezien. Hij rent de straten door en hij doorzoekt alle cafés, maar Badi is nergens te vinden. Hij vraagt iedereen naar de uitgang, maar niemand weet meer waar die is. Volgens sommigen is er nooit een poort geweest en kun je maar het beste van de hasj en de vrouwen blijven genieten. Dit is het eeuwige Bousbir en Casblanca bestaat helemaal niet. En niemand, werkelijk niemand heeft ooit ene Badi ontmoet, gezien of gesproken. Evert weet nog net dat hij nu compleet gek is geworden en bij een grote hasjdealer, die zich gek genoeg Nawaf noemt, scoort hij een flinke homp hasj om direct daarna bij een feestvierend bordeel naar binnen te wippen. Even later ligt hij met zijn malle snufferd tussen de benen van een Marokkaanse superhoer, die zichzelf Casa Blanca noemt. 'Ja, en ik ben Pipo de Clown!', zegt hij als laatste, waarna hij zich in de goddelijke nectar van de illusionaire Godin verslikt en dodelijk stikt.
25 mei 2022
Geplaatst in de categorie: filosofie