Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De Heilige van Heiligenberg

Ze heeft geen tijd om op adem te komen, want haar pooier kan ieder moment opduiken om haar te grazen te nemen, dat is één ding waar ze zeker van is. Ze is wel vaker voor hem weggevlucht en hij wist haar steeds terug te vinden, waarna hij haar bont en blauw sloeg en haar verzekerde, dat ze het de volgende keer niet zou overleven, maar wanneer hij haar weer gevangen had, gaf de opbrengst van haar hoererij toch weer de doorslag en knapte hij haar weer op voor de business. Haar hoerennaam is Peggy Sue, naar het liefdesliedje van Buddy Holly, al blijft het vaak bij Peggy. Ze heeft de trein van Amsterdam naar Amersfoort gepakt en nu strompelt ze midden in de nacht door de middeleeuwse binnenstad van Amersfoort. In haar ene binnenzak zit de grote hoeveelheid heroïne, die ze nog in Amsterdam heeft weten te scoren. In haar andere binnenzak zitten vier ongebruikte spuiten. Om wat op te warmen duikt zij aan het Onze Lieve Vrouwekerkhof een kroeg in. Niet te lang, want haar pooier zal haar al wel op de hielen zitten. Ze herinnert zich nog al die mooie praatjes van hem over snel rijk worden en kunnen doen wat je wilt. Ze hoefde voor niets en niemand bang te zijn, want Henk Hoekstra zou haar altijd beschermen. Nou, dat heeft zij geweten, want hij liet de meest sadistische klanten gerust hun gang gaan, omdat dat meer geld opleverde. Toen mocht ze ineens niet te kleinzerig doen en zou hij wel voor meer verdovingsmiddelen zorgen. Zodra de eerste heroïne door hem in haar aderen werd gespoten, was zij eraan verslaafd. Hoe langer zij de heroïne gebruikte, hoe moeilijker het werd om er ooit nog vanaf te kunnen komen. Buiten de heroïne leek zij omringd door een duisternis vol verslindende monsters.

Na drie glaasjes snel opgedronken gin verlaat zij de schemerige kroeg, die gelukkig nog open was. Haar steenkoude voeten en handen worden er niet warmer van, maar ze had even een rustpunt nodig om verder te kunnen gaan. Haar echte naam is Ursula van Weenen en bij iedere stap voorwaarts komt zij weer dichter bij Ursula terecht. Zij weet niet waar zij naartoe moet gaan, maar zij besluit de weg naar Leusden te nemen. Wanneer zij struikelt, valt zij op haar ellebogen, die lelijk zeer gaan doen. Zij denkt: 'Laat ik hier maar blijven liggen en afwachten wat komen gaat!', maar wanneer zij een fietslicht ziet naderen, schrikt zij op en strompelt zij snel verder. De fietser blijkt dronken te zijn en hij groet haar vriendelijk. 'Wi-wil je een lift?', vraagt hij op een vrolijke wijze, maar zij schudt haar hoofd en zij zegt, dat het prima gaat. Een tijd volgt ze zijn heen en weer gaande achterlicht, tot die verdwenen is. 'Het is verrekte koud!', denkt Ursula, 'ik moet zo snel mogelijk een onderdak zien te vinden, want anders vries ik nog dood!'. Dat is inderdaad niet overdreven, want zij is sterk ondervoed en vermagerd. Hier en daar steken de botten uit haar frêle lichaam. 'Het is een wonder dat ik nog klanten kreeg, de laatste tijd!', denkt zij droefgeestig. De zwerftocht gaat voort en zij krijgt meer en meer het zekere gevoel, dat zij die jachthond Henk nu wel heeft afgeschud. 'Hij kan het nooit bedenken, dat ik hier richting Leusden loop, dat kan nooit!', denkt zij hoopvol. Het tijd is blijkbaar gekeerd en buiten Amersfoort wordt het uitzicht ruimer. Dat kan ze ook voelen. Opeens ziet ze in de verte een heuvellandschap. Ondanks het donker ontwaart zij een groot, wit gebouw, wat plompverloren in een wijds landschap staat. 'Daar ga ik naartoe!', zegt zij tegen zichzelf. De aantrekkingskracht is onstuitbaar.

Nadat zij met een steen een raam kapot heeft gemaakt, trekt zij de scherpe stukken er nog uit om erdoor heen te kunnen gaan. Door een stroomstoring in het hele gebouw is de alarminstallatie niet afgegaan, maar Ursula is zichzelf niet eens bewust van dat geluk. Het landhuis Heiligenberg biedt een donkere aanblik van de binnenkant en zij sluipt als een muis op zoek naar etensresten naar binnen. Als haar ogen wat aan het duister wennen, ziet zij dat er helemaal geen adellijke mensen meer wonen, maar dat het een soort kantoor is. Zij gaat op een bureaustoel met wieltjes zitten en zij zet zichzelf een beetje af om lekker te racen. Op een bureau vindt zij een reep chocolade, die zij lekker opsmikkelt. Even droomt zij heerlijk weg en waant zij zichzelf de rijke barones van dit stevige gebouw. 'Hier kan Henk nooit komen!', denkt zij, 'en bovendien neem ik hele sterke beveiligers!'. Na de chocoladereep gaat zij op onderzoek uit. In de lange, marmeren gang ligt een zacht kleed. Zij wil er wel even met haar blote voeten op gaan lopen, maar zij durft dat toch nog niet aan. De brede trap omhoog imponeert haar en zij aait de houten leuning. Halverwege de trap staat een groot, marmeren beeld van een naakte vrouw. Zij houdt haar hand een tijd op de plek tussen de marmeren benen, alsof het haar plek is, die zij op die manier wil zuiveren en helen. Op de eerste etage is weer een lange gang. Zij glijdt langs de muur en bij iedere deur voelt zij of die open kan. Alle deuren gaan open, maar bij de meeste gaat zij niet naar binnen. 'Dat is voor later!', denkt zij. Zij zoekt een ruimte, die haar het meest veilig lijkt, zodat zij daar tot rust kan komen. Zij kiest voor de laatste kamer op de eerste verdieping. Het is er heerlijk stil en zij sluit de gordijnen. Bij een klein lampje steekt zij de heroïnespuit in haar ader. Het goedje weet haar meteen te benevelen, maar zij heeft nog kracht over om een tweede heroïnespuit in een andere ader te legen. Zij is zo blij, dat zij eindelijk rust heeft gevonden, dat zij voor altijd hier wil blijven. Daarom neemt zij nu extra veel heroïne.

Ooit stond hier het klooster Hohorst, in circa 1000 door bisschop Ansfried gesticht. Dat werd later een uithof van de benedictijner Sint-Paulusabdij in Utrecht. De Heiligenbergerbeek stroomt al eeuwen heel kalmpjes door dit gebied. 'Wieweet heb ik in een vorig leven wel beschutting gevonden bij de monniken, die hier toen waren, of was ik één van hen. Het kan zijn, dat de zielen van diezelfde monniken mij nu ook willen beschermen!', denkt zij zichzelf geruststellend. Juist op dat moment verschijnt er een enorm lichtgevende gestalte in de hoek van de kamer. Ursula zet grote ogen op en zij raakt helemaal in de ban van deze liefdevolle gestalte. Zij ziet al gauw dat het een vrouw met een kroon is en in een lang, glinsterend gewaad. Het is Moeder Maria, die zich over Ursula ontfermt. Het voelt voor Ursula als talloze wollen dekens, die over haar heen worden gelegd. Haar bloed begint te stromen en te gloeien. Ursula knielt voor de verschijning van Moeder Maria neer en zij bidt: 'O, Moeder Maria, vergeef mij al mijn zonden, alles wat ik verkeerd heb gedaan, en neem mij als uw leerlinge aan!'. 'Heilige Ursula!', antwoordt Moeder Maria, 'jij hebt werkelijk niets verkeerd gedaan en zonden bestaan niet, kom in mijn armen, lief kind!'. Ursula gaat staan en zij loopt, huilend van vreugde, naar de stralende verschijning. Hoe meer zij de verschijning nadert, hoe meer de verschijning lijkt op te lossen. 'Néééé! ga alstublieft niet weg, Moeder Maria, wat moet ik zonder u!', schreeuwt Ursula wanhopig. Vervolgens wordt het pikkedonker rondom Ursula en glimt het nog wat na in haar. Tot de heroïne de overhand krijgt.

De volgende ochtend wordt Ursula door enkele werknemers gevonden. Zij schrikken zich een hoedje en zij bellen meteen de politie. Het nieuws verspreidt zich al gauw door heel het gebouw. De meesten staan op de gang om van de schrik te bekomen, met koffie en koekjes. 'Die heroïne is echt rot spul, want je komt er nooit weer vanaf!', zegt Hans de Boer, die met zijn bolle bierbuik zijn collega Angela de Wit in een plantenbak drukt. 'En die prostitutie dan?', zegt Angela, 'dat kleeft er ook nog eens aan vast hé!'. 'Tja, anders kunnen ze dat spul niet betalen, het is echt een hopeloze zaak!', zegt Hans, die niet nalaat om nog eens stevig in Angela's decolleté te loeren. 'Alle tieten nog aan toe! beseft zo'n gek mens eigenlijk wel hoe zij ons laat schrikken?', vraagt Angela. 'Natuurlijk niet, schat, daar is alle medegevoel uit verdwenen!', antwoordt Hans. Er prikt een cactus in Angela's billen. 'Hé, getver, wat doen die nare planten hier toch!', zegt ze gepikeerd. Directeur Joris Mosterd belt al met de verzekering in verband met het kapotte raam. Even later komen er een politie-auto en een begrafenisauto het landgoed oprijden. Alles wordt afgehandeld en het ontregelende voorval lijkt zo gepiept. Langzaam maar zeker wordt de arbeidzame orde weer hersteld. Niemand, maar dan ook niemand beseft, dat er een heilige bij hun werkterrein naar binnen is geweest. En niemand zal ooit weten, dat de heilige Ursula daar een verschijning van Moeder Maria heeft gezien. Niemand zal ooit weten wat voor oerlieve ziel er in dat armzalige lichaam van de heroïnehoer Ursula heeft gescholen. Ja, ooit natuurlijk, wanneer zij zelf gaan hemelen en zij de filmbeelden van hun levens terug gaan zien, vanuit alle invalshoeken.

Schrijver: Joanan Rutgers, 9 december 2022


Geplaatst in de categorie: psychologie

Er is nog niet op deze inzending gestemd. 89



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)