Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De wijze uil

Er waren eens twee kinderen, Robin en Ella. Robin is acht jaar en Ella is zes. Ze wonen in een mooi huis. Samen met een wit hondje en een zwart katje. Robin en Ella mochten de namen bedenken, ze noemden het hondje Witje en het katje Zwartje. Witje en Zwartje zijn dikke vriendjes. Ze spelen vaak met elkaar en slapen samen in één mand. Dat is toch zo'n leuk gezicht, dat sneeuwwitte hondje naast dat gitzwarte katje.

Op een nacht heeft Robin een mooie droom. Hij droomt van een prachtig bos. De bomen hebben mooie blauwe stammen en zilveren blaadjes. Maar er is één boom, die heeft gouden blaadjes. Maar hij ziet alleen maar een glimp van die boom. De volgende dag denkt hij niet meer aan die droom. Maar 's nachts droomt hij weer diezelfde droom, en zo elke nacht maar door.
Op een dag komt Ella naar hem toe.
"Ik moet je wat vertellen," zegt ze geheimzinnig, "Ik droom al heel veel nachten over een heel mooi bos. De bomen hebben prachtige blauwe stammen en zilveren blaadjes. Er is ook een blauwe boom met gouden blaadjes, maar die kan ik niet goed zien."
Robin weet niet wat hij hoort!
"Dat droom ik ook elke nacht," roept hij.
"Wat zou dat betekenen?" vraagt Ella.
"Misschien moeten we dat bos wel gaan zoeken," zegt Robin. "Misschien is dat wel heel belangrijk."
Als de kinderen de volgende nacht weer diezelfde droom hebben, besluiten ze om samen met Witje en Zwartje op zoek te gaan naar het bos met de prachtige bomen. Voordat Robin en Ella op weg gaan, pakt Robin een stuk papier en een pen.
Hij schrijft op het papier:

liefe pappa en mamma wij sijn met witje en zwatje naar teun en gaan dan naar shool en dan weer naar teun
dag robin en ella

"Zo," zegt Robin voldaan, "dan weten ze waar we zijn en gaan ze ons niet zoeken."
Ze wonen in een dorp, waar iedereen elkaar kent. En ze gaan vaker naar de boerderij van Teun en daarna naar school. Ze pakken nog wat eten en drinken voor onderweg en dan gaan ze samen op pad.

Na een poosje ontmoeten ze een oude man, die ze nog nooit gezien hebben.
"Dag meneer," zegt Robin beleefd, "wij zijn op zoek naar het bos met de blauwe bomen met de zilveren blaadjes. Weet u waar dat is?"
De oude man kijkt hen nadenkend aan. Dan zegt hij dat ze steeds maar rechtdoor moeten blijven lopen, tot ze bij een heleboel bomen komen. Daar moeten ze het nog maar eens vragen. Ze bedanken de man en lopen weer verder. Witje en Zwartje dartelen om hen heen.
Na een poosje zien ze een heleboel bomen. Als ze dichterbij komen, zegt Ella teleurgesteld:
"Kijk nou eens, Robin, die bomen zijn gewoon bruin en hebben gewone groene blaadjes."
Opeens zien ze een oude vrouw aan de kant van de weg zitten. Ze leunt op een stok en haar gezicht is helemaal gerimpeld, maar ze heeft felle ogen. Witje begint hard te blaffen en Zwartje miauwt. Maar als de vrouw haar hand opsteekt, zijn ze meteen stil. Ze lopen naar de vrouw toe. Witje likt haar hand en Zwartje geeft kopjes. Robin en Ella kijken verbaasd toe. De vrouw zegt:
"Zo, wie zijn jullie en waarom zijn jullie hier en waar gaan jullie naartoe?"
Robin vertelt over zijn droom van de blauwe bomen met de zilveren blaadjes en dat zijn zusje ook die droom heeft gehad, heel vaak. Er is ook een boom met gouden blaadjes in de droom, zegt hij er nog achteraan. Ze zijn op zoek naar dat bos.
“Zo, zo," zegt de oude vrouw, "dus jullie zijn op zoek naar het blauwe bos."
Ze roept en roept nog eens en er verschijnt opeens een eekhoorntje.
"Dit eekhoorntje zal jullie de weg wijzen naar het blauwe bos," zegt de vrouw.
Robin en Ella bedanken haar en kijken naar de eekhoorn. Die klimt in een boom, die langs de kant van de weg staat. Hij wacht daar tot de kinderen bij de boom zijn. Ze kijken nog even om, want ze willen nog even naar de vrouw zwaaien, maar die is opeens verdwenen.
"Wat raar, hè?” zegt Ella, "Die meneer, die ons de weg wees, hadden we nog nooit gezien en we kennen toch iedereen in ons dorp. En nu die vreemde vrouw, die opeens weg is. En een eekhoorn, die ons de weg moet wijzen. Ik snap er niets van."
"Ach," zegt Robin wijsgerig, "misschien hoort dit allemaal bij onze droom."
Dan volgen ze de eekhoorn, die van boom naar boom springt, tot ze bij een opening tussen de bomen komen. De eekhoorn is inmiddels verdwenen. Robin en Ella staan stil en kijken aarzelend rond. Ze weten niet wat ze nu doen moeten.

Tot ze opeens een konijntje zien. Het huppelt naar hen toe, blijft vlak voor hen staan en kijkt hen aan met zijn pientere oogjes. Witje en Zwartje gaan tot verbazing van de kinderen ieder aan een kant van het konijntje zitten. De dieren draaien zich alle drie om, lopen een stukje weg, blijven stilstaan, draaien zich weer om en kijken verwachtingsvol naar Robin en Ella. Dat herhaalt zich nog een paar keer en dan snappen ze het. Ze moeten de dieren volgen.
Ze komen bij een prachtig blauw meer. Het konijntje huppelt verder, naar een grote boom, met grote bladeren, die bijna de grond raken. Als ze bij de boom zijn, zien ze opeens in de grote, brede stam een deurtje. Het konijntje loopt door het deurtje naar binnen, blijft stilstaan, loopt weer verder en kijkt steeds om. De kinderen volgen langzaam. Ze komen in een kleine donkere gang, het is net alsof het licht plotseling uitgaat, zo donker is het opeens. Aan het eind van de gang is weer een deurtje, dat vanzelf opengaat en dan is er een enorm fel licht. Ze zien een schitterend bos met prachtige blauwe bomen en zilveren blaadjes! Het lijkt wel of de zilveren blaadjes lispelen:
"Dág Ella, dág Robin, welkom, welkom."
"En kijk daar eens," roept Ella opeens opgewonden, "daar staat de blauwe boom met de gouden blaadjes!”
Ze lopen voorzichtig naar die fantastische boom toe en kijken vol bewondering naar zijn gouden blaadjes.

Op een tak zit een witte uil.
"Dag Robin en Ella, wat fijn, dat ik jullie ontmoet. Ik ga jullie iets vertellen."
Robin en Ella luisteren ademloos naar de witte uil. Ook Witje en Zwartje zitten doodstil te luisteren, want ook zij kunnen verstaan wat de uil zegt.
De uil gaat verder: “Jullie weten dat een uil een heel wijze vogel is?”
De kinderen knikken ijverig van ja, dat hebben ze op school gehoord. Witje blaft even en Zwartje miauwt. Dat is hun manier om te zeggen dat ze het ook weten.
“Ik ga jullie een opdracht geven,” zegt de uil, “want jullie, Robin en Ella, en ook jullie, Witje en Zwartje, zijn uitgekozen om de wereld mooier te maken. Om de mensen en dieren aardiger en liever voor elkaar te laten zijn. En om elkaar te helpen, als het nodig is.”
Robin en Ella kijken elkaar verbaasd aan. Wat moeten ze doen? De mensen aardiger voor elkaar laten zijn?
Robin zegt bedremmeld: ”Maar dat kunnen we helemaal niet. We weten niet hoe we dat moeten doen en of de mensen wel naar ons willen luisteren.”
De uil zegt: “O jawel hoor, jullie kunnen dat echt wel. Luister maar goed naar wat ik nu ga zeggen.”

De uil begint te vertellen: “Als jullie, Robin en Ella, vanaf nu mensen met iets gaan helpen en ze bedanken je of ze willen je er iets voor geven, dan zeg je tegen die mensen, dat je er niets voor wilt hebben. Maar dat je wilt, dat de mens, die je geholpen hebt, op zijn of haar beurt twee mensen moet gaan helpen. En dan moeten vervolgens díé twee mensen ook weer twee mensen helpen en zo maar steeds door. En jullie, Witje en Zwartje, doen hetzelfde met de dieren. Vanaf nu kunnen jullie met alle dieren praten.”
Robin en Ella moeten dit even verwerken. Ze zijn helemaal beduusd. Ook Witje en Zwartje weten niet hoe ze het hebben. De uil zegt, dat ze het vanzelf wel zullen merken hoe het gaat.
“En nu gaan jullie weer terug naar jullie dorp,” zegt de uil, “ik wens jullie heel veel succes.”
En daar is ook opeens het konijntje weer. Die brengt ze weer terug. Als Robin en Ella weer op de weg staan, kijken ze even om. Ze zien alleen maar gewone bomen met groene blaadjes.


“Kijk daar eens!”, roept Ella.
Daar zit een man moedeloos op de grond, naast een fiets. Ze lopen erheen.
“Kunnen we u helpen, meneer?” vraagt Robin.
“Dat weet ik niet,” zegt de man verdrietig, “Mijn fiets is kapot en ik kan niet zo erg goed lopen. En ik weet niet, hoe ik nu thuis moet komen.”
Robin ziet in de verte een boerderij. Daar loopt hij heen en belt aan. De boerin doet open en vraagt wat hij wil. Robin vertelt over de man met zijn kapotte fiets en dat hij slecht loopt en niet weet, hoe hij thuis moet komen. De vrouw denkt even na en zegt dan dat ze haar man zal halen. Even later komt de boer met een paard en wagen. Ze rijden naar de man en die wordt met fiets en al in de wagen gezet. Ook Robin, Ella, Witje en Zwartje mogen meerijden. Weer bij de boerderij maakt de boer de fiets weer in orde. De man kan op zijn fiets weer naar zijn huis rijden. Hij weet van blijdschap niet hoe hij Robin en Ella moet bedanken, hij wil ze zelfs wat geld geven. Maar nu snapt Robin pas goed wat de uil heeft bedoeld.
Hij zegt tegen de dankbare man: ”We willen geen geld hebben. Maar wat we als bedankje willen hebben is, dat u twee mensen gaat helpen, die hulp nodig hebben. En dan ook aan die twee mensen als bedankje vraagt, of zij ook weer twee mensen willen helpen.”
De man belooft het.

En zo gebeurt het. Er worden steeds meer mensen geholpen, die op hun beurt ook mensen helpen. Witje en Zwartje helpen dieren, die in nood zijn. Na een tijdje is de wereld een hele fijne plek geworden. Waar de mensen elkaar altijd helpen en aardig zijn voor elkaar. En waar alle dieren een goed leven hebben.

Schrijver: Ineke Dijkhuis, 21 november 2023


Geplaatst in de categorie: overig

3.9 met 7 stemmen 150



Er zijn 4 reacties op deze inzending:

Naam:
Ineke Dijkhuis
Datum:
26 november 2023
Dankjewel An. Ik ben blij met je waardering.
Naam:
An Terlouw
Datum:
25 november 2023
Wauw Ineke, wat een heerlijk verhaal! Graag gelezen
Naam:
Ineke Dijkhuis
Datum:
23 november 2023
Han, wat een fijne reactie op mijn verhalen. Dankjewel!
Naam:
Han Messie
Datum:
23 november 2023
Email:
hmessielive.nl
Ineke, Een grappige zin, die Robin op het papiertje schreef om zijn ouders te zeggen dat ze bij Teun waren. Die foutjes van een schoolkind!
Jouw verhaal heeft zo'n mooie boodschap om duidelijk te maken hoe prettig het is om mensen zonder dubbele bodem of hoop op beloning te helpen.
Je wordt geholpen, laat daarna twee mensen helpen, en zo maar door. De hulpvaardigheid breidt zich uit als een olievlek op het water.
Ineke, al die verhalen van jou zijn een prachtkroon op jouw werk als onderwijzeres.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)