Stoorzenders.
Om al mijn sociale contacten niet te verliezen na de psychische ramp besloot ik me meer in het openbare leven te begeven. Dat dit anders uitpakte dan ik hoopte, ondervond ik de afgelopen jaren. Er lopen ontzettend veel stalkers en gefrustreerde lieden rond.
De laatste stalker is de knapste. Jammer van zo'n mooie man om zich te misdragen als een dreinende kleuter. Ik heb hem lang niet meer gezien.
In de bibliotheek waar ik nu ben om gebruik te maken van de wifi, had ik ooit last van een gevaarlijke stalker. Op een nonchalante manier droeg hij een maatpak met scheef dichtgeknoopt wit overhemd en een zwarte hoge hoed. Zijn originele outfit won het glansrijk van hemzelf. Hij zat voortdurend in de slachtofferrol. Telkens stond hij plots zwijgend voor mij: ik mag hier toch ook zijn.
Op een dag dat hij net wilde vertrekken, zag hij mij aankomen en rende mij achterna tot in de afsluitbare wc-ruimte alwaar ik mezelf opsloot in een paniekerige opwelling. Angst rukte me uit mijzelf, ik voelde me compleet verloren midden in een bibliotheek vol met mensen.
En dan? Een poosje later werd er zachtjes aan de deur gerammeld. Verstijft van schrik en met de moed der wanhoop, opende ik de deur om met kracht naar buiten te stormen. Het was de schoonmaakster. Opgelucht verklaarde ik mijn vreemde gedrag.
Ja, zij had hem gezien en ze vervolgde stellig: "Dit moet je bij de balie melden."
De onschuld zelve was ondertussen aan een computer gaan zitten. Ik hield, met ogen als touwen, zijn dunne nek in de gaten om hem op zijn plaats te binden, zodat ze hem konden pakken. Met mijn vinger priemend in zijn richting, piepte ik kwaad: "Daar zit ie, daar zit ie!"
De beveiliging nam mij serieus en niemand vond mij gek. Deze man was gevaarlijk en zijn agressieve energie angstaanjagend.
Hij stond al op de lijst van lastige personen.
Gelukkig is er nu elke dag zichtbare beveiliging in deze bibliotheek. Ik ben veilig en dat voelt ook zo, dus ga ik per ongeluk naast de laatste stalker zitten omdat ik hem niet meer herken en hem hier niet verwacht.
Eerst begint hij te kuchen, daarna met wat materiaal te rammelen. Hij zet zijn koptelefoon harder. Begint te schuifelen op zijn stoel. Ik negeer hem, door ervaring wijs geworden. Dat doe ik regelmatig met stoorzenders. Gewoon laten ruisen en bij mezelf blijven.
Ik herken hem pas als hij twee keer naar de wc gaat om zijn neus te snuiten. Dat deed hij een jaar of twee geleden ook, toen ik hem voor het eerst ontmoette in het cultuurhuis van een klein vooruitstrevend fair trade dorpje waar nieuwe tijd hippies rondlopen
Hij was lang, slank, knap met een brede vriendelijke lach, blond halflang haar en hij droeg een nette spijkerbroek met blouse of trui. Gewoon een keurige en vlotte man, met een open, wat intellectuele uitstraling.
Wij waren toevallig samengekomen op de balustrade, elk aan een klein tafeltje naast de trap. Op een dag toen ik wegging en de trap afdaalde, zwaaide hij vriendelijk naar mij. Ik zwaaide terug, want ik vond het grappig zoals hij dat deed.
Na een paar keer wuiven naar elkaar sprak hij me aan. Hij was bezig met narcisme en psychopathie, vertelde hij, om slachtoffers ertegen te beschermen. Verrast vertelde ik hem dat ik een slachtoffer ben en wijdde uit over mijn narcistische moeder.
Nu denk ik: wat een oen was ik! Mijn kennis van narcisme had niets uitgehaald! De man had mijn bezigheden op mijn laptop gezien en wist hoe hij mijn aandacht kon vangen.
Met succes. Hij bood hulp aan en toen begon het. Druk, druk, druk en zo. Veel beloftes doen die hij niet nakwam. Spiegelen door zich subtiel net zo te gedragen als ik. Ik was weer eens in de handen gevallen van een pestkop.
Dus pakte ik mijn spullen op en vertrok naar een andere locatie. Maar na een paar weken had hij mij gevonden en het spel ging door. Hij liep meerdere keren met een wat houterige tred, druk, druk, druk langs mijn plaats, naar de wc om zijn neus te snuiten. Onderweg hield hij zijn ogen op mij. Ik vond hem opeens oerlelijk.
Wat kon ik hier tegen doen? 'Pak de boef, want hij kijkt naar mij, hij rammelt met dingen, hij gaat iedere keer naar de wc om zijn neus te snuiten om op mijn scherm te kunnen kijken en hij spiegelt mij.' Zelfs de achtervolging naar een andere locatie is geen bewijs want hij mag daar ook zijn.
Het komt erop neer dat ik na enig rondzwerven een plek in de plaatselijke universiteit vond. Ik had hier niets te zoeken dan een wifi en paste me op een bescheiden manier aan bij het studenten verkeer, door me nergens mee te bemoeien. Ik ben gast, hield ik mezelf voor. Zonder boe of bah accepteerde ik het gezag van de jonge beveiligers in opleiding en hield me aan hun regels. Ik heb mijn zoon ook met respect voor zijn integriteit opgevoed. Zo ben ik zelf niet opgevoed.
Ooit deed mijn moeder mij naar een school die zij haatte. Op de leeftijd van deze studenten herstelde ik van anorexia.
Een heel jaar heb ik er vredig gezeten op plekken waar je kunt eten en drinken, tikkend op mijn laptop, van mijn eigen accu met mijn eigen flesje vruchtensap, tussen de Engels sprekende, opgewekte jonge mensen. Niemand stoorde mij. Ik stoorde niemand. Men groette mij gastvrij als ik binnen kwam. Toen ik eens een keer aan een tafel schoof waar het bijna lege buffet nog stond om te worden afgeruimd, kreeg ik een overgebleven broodje gezond aangeboden. Ik werd er verlegen van, want zover ben ik nog steeds niet. Gelukkig kwam mijn zeer hartelijke dank goed over.
Ondanks dat ik hier heel goed zat ben ik weggegaan omdat ik mijn eigen expressie wat moest inbinden. In een bibliotheek heb ik rechten en hier heb ik voortaan een schuilplaats.
Inmiddels zit ik dagelijks op Facebook in het lotgenotencontact 'narcisme is overal' alwaar regelmatig goede tips worden gedeeld over, onder andere, hoe je vervelende mensen kunt weren. Dus terwijl de laatste stalker vlak naast mij mijn aandacht opeist, doe ik niets. Helemaal niets dan mij concentreren op mijn eigen zaken - wat hij ook zou moeten doen.
Hij ziet er anders uit. Hij is dunner geworden. Ouder. Hij draagt een ribbroek en een slobbertrui. Zijn uitstraling is nu filosofisch, zodat ik toch nog denk dat ik me vergis. Hoe dan ook, ik zit alweer naast een stoorzender!
Op allerlei mogelijke manieren probeert hij mij uit mijn tent te lokken. Ik geef geen kik. Ik ga zelfs geen eindje verderop zitten als die plek vrijkomt. En kan me daarbij ook nog goed concentreren.
Maar wat als ik weg wil, vroeg ik me even onzeker af. Heel eenvoudig. Je kunt iemand die je kent, recht in het gezicht kijken en niets zien. Zo ben ik eerder van een andere stalker afgekomen en zo zal ik het nu ook doen.
Dat hoefde niet. Hij pakte geïrriteerd zijn spullen en vertrok een kwartier voordat ik ging.
Ik hoop dat hij het opgeeft, want dit soort stoorzenders kan ik niet bij de balie melden. Alles moet bewijsbaar zijn. Ik loop meer kans zelf de schuld te krijgen. Als een zwakkeling die beren en wolven ziet waar ze niet zijn. Rijp voor de psycholoog.
Maar ik ben niet de gek. Dat is hij!
Hoe kun je dit bewijzen? Hier is de wijsheid van Salomo nodig. Twee publieke vrouwen kregen een kind. De ene ging per ongeluk op de baby liggen dat bij haar in bed sliep en het was dood. De moeder begon het levende kind te claimen en de ruziënde vrouwen kwamen bij Salomo. Die oordeelde om het levende kind doormidden te snijden zodat ze ieder de helft hadden. De moeder van de dode baby vond het prima, maar de ware moeder riep uit: "Geef het kind dan maar aan haar, maar doodt het niet!"
Salomo oordeelde: "Het kind is van haar."
Het slachtoffer krijgt haar recht en zo hoort het. Geen psychologische muggenzifterijen over de weerbaarheid van de gedupeerde. Een advocaat kan meer heilzaam zijn dan een psycholoog, is mijn ervaring, al zijn beide onmisbaar. Je moet weten bij wie je wanneer moet zijn.
In de bijbel (Mat. 5:21-22) en in sommige landen is psychisch mishandelen en geweld al strafbaar. In Nederland nog niet. Wij Nederlanders, hakken levende baby's in tweeën en denken dat we recht doen aan beide partijen. Zonder flauw benul helpen we mee aan het verwoesten van de levens van kleine en grote kwetsbare mensen. Want we zien niet dat, waar twee vechten, niet altijd twee schuldig zijn. Twee normale mensen die vechten komen er vaak samen wel uit. Maar een gevecht met een narcist is uitputtend zonder eind en de narcist wint altijd omdat hij zich feilloos weet aan te passen naar wat algemeen gewenst wordt. Uiteraard ten voordele van hemzelf. Ik heb het een keer gezien. Een narcist die in een rechtbank iedereen om de tuin leidde in een rol die zich voor het eerst voor mijn ogen afspeelde. De valsheid bedwelmde alle aanwezigen als een giftige wolk. De rechter zag niets en rook ook niets.
De laatste stalker heeft het opgegeven. Mijn niets-doen-actie is geslaagd! Hij is er nog steeds, maar niet meer voor mij! Ik ben niet meer interessant.
En dan mag ik voor de tweede keer de narcistische gedaanteverwisseling van dichtbij zien! De engerd zit in een andere rol, in een diepe fauteuil, spelend met zijn telefoon en straalt de rust zelve uit.
Er is niets gebeurd.
30 januari 2025
Geplaatst in de categorie: pesten