Tot morgen
Het is maandagochtend elf uur in de plaatselijke universiteit. Schoonmaakmachines zoemen om me heen. Noodzakelijk lawaai. Niet storend en veel beter dan die pestkoppen in de bieb. Hier doen de mensen normaal.
Ik zit in een klein hoekje weggekropen. Een eindje verderop werken twee studenten op hun laptops. Als wat later de zaal vol stroomt met studenten blijft ieder zijn eigen ding doen. Er flitst een gedachte door mij heen: als ik me beter voel tussen normale vredige mensen, dan ben ik zelf een normaal vredig mens. Daarom heb ik last van al die pestkoppen in de bibliotheken! Zelfs als ik me best verweren kan. Het blijft irritant.
Dus ben ik op de vlucht gegaan. Zal ik een klacht indienen bij de bieb, vraag ik me af. Ik twijfel omdat ik de beveiliging een paar keer heb ervaren. Voor je het weet krijg je de verantwoordelijkheid van wat een ander doet of verzuimt. Alles kan aangegrepen worden. Ik ben een keer met een resolutie hand verwijderd uit de kinderafdeling van de bieb omdat ik een wollen muts met das droeg en versleten schoenen met verschillende veters. Moeders die bang waren voor indringers hadden een melding gedaan van een vreemde wat sjofele vrouw tussen hun kindertjes. Mijn verhaal telde niet meer mee.
Gods verhaal wel. Dat merk ik op in kleine gaatjes tussen de handelingen van de mens die als een robot het systeem dient en doorgaans niet meer hoeft na te denken over wat hij doet en laat. Ik werd als een boef naar de plek gevoerd waar een van de pestkoppen zat en fluisterde tegen de beveiliger dat daar iemand zat die mij lastig viel en ik daarom bij de kinderen ben gaan zitten. Hij luisterde met een half oor, maar de pestkop spitste ze beide. Sindsdien heb ik geen last meer van hem gehad.
En waar was de beveiliging toen er een bundeltje wanhoop van drie turven hoog verloren rondliep, huilend om haar moeder en ik een medewerker riep terwijl ik me over het kleine burgeresje, dat ook haar rechten heeft, ontfermde? Nergens.
Een andere keer werd ik staande gehouden door een beveiligster omdat ik mijn spullen onbeheerd achter liet om naar de wc te gaan. Dit gebeurde in de vakantietijd. Dan kan er wel gestolen worden. Ik heb haar bedankt voor de tip, maar kreeg er een vreemd gevoel bij. Is de beveiliging er niet voor om de burger, de klant te beveiligen? Dan moet je ook in vakanties je spullen veilig kunnen laten staan bij toiletbezoek. Willen ze dan geen boeven vangen? Opnieuw moet ik als burger de taak van een medewerker overnemen zonder de bevoegdheid om boeven te vangen, terwijl ik ze eerder signaleer dan zij. Doe ik dat wel, dan word ik geheid zelf een boef! Het komt erop neer dat ik als pas gepensioneerde nog steeds moet leren om voor mezelf te zorgen terwijl de boeven vrij blijven rondlopen.
En stel ik zou over narcisme spreken met de beveiligers? Over de pestkoppen waar ik voor vlucht naar een plek waar ik eigenlijk niet hoor. Stel er zijn hier studenten bezig met onderzoek naar narcisme? Ik ben een wandelende informatiezuil, bulkend van de zin om kennis van narcisme te verspreiden. Ik moet denken aan dat stukje in Prediker. Een ouwe sloeber kon een hele stad redden met zijn wijsheid, maar de autoriteiten piekerden er niet over om hem te vragen. Hij had geen diploma's of titels. Die heb je eerst nodig, daarna is er niets en dan komt de kennis.
De studenten hier genieten nu nog van deze veilige bubbel. Het echte leven is buiten. Zij zullen het beter doen. Er is hoop. Maar de machine staat klaar om hen op te sluiten in het koude mechanisme van het systeem. Ze worden nu al voorbereid op wat ze moeten denken en voelen. Vroeger zong Pink Floyd hierover. 'Welcome to the machine'. Ik denk aan mijn geliefde van destijds, die ook rondliep op dit terrein met een ander doel dan de studenten, zoals ik nu doe. Eindeloos hebben we Pink Floyd gedraaid en gevreeën in wederzijds eens-zijn.
Als ik iets voor twee uur wil vertrekken en de zaal rondkijk met her en der geconcentreerde studenten, wil ik blijven, zo vredig is het hier. Niemand valt een ander lastig. Zo heb ik gewerkt aan de kunstacademie in de tijd dat ik beelden uit steen tikte. Een rustgevend geluid volgens mijn medestudenten. En zo voedde ik mijn zoon op die nu master in de kunsten is. Maar ik moet weg omdat ik een belafspraak met hem heb. Ik weet het niet zeker, maar ik zeg het liefst: "Tot morgen."
8 oktober 2025
Geplaatst in de categorie: pesten