Na het Zomervuur
‘Ik heb het koud, maar hoe vaak ik ook douche of warmere kleren aantrek, het vuur in mij wil niet branden.
Ik zag het aankomen weetje, ik wist dat het zou komen. Na een lente en een zomer zoals deze, kan je het alleen maar koud krijgen, want de warmte is te snel verbruikt.
Er is zoveel gebeurd… van April tot Augustus heb ik constant gevoeld en geleefd… gehuild en gelachen, getroost, en, het spijt me, gekwetst. Ik zat altijd er midden in. Midden in mij.
En al die dingen hebben veel van me gevraagd, en ik heb het met veel plezier gegeven. Maar nu.
Nu heb ik het koud, de warmte is op.
Ik leef nog, maar slechts zacht. Het vuur is op, slechts wat brandende kooltjes zijn over. Alle dingen die me hebben laten branden zijn weg. Jason, Bram, Leanne, Dani… zelfs Marlies, zelfs zij is weg, alhoewel ze vlak bij me is. Misschien is ze ook opgebrand.
Ook de zon is weg, maar dat krijg je aan het eind van September, als de open haard opgestookt wordt en het daglicht plaats maakt voor het nachtelijke duister.
Ik ben niet bang in het donker, maar ik heb het zo koud. Donker maakt koud. Mijn haar, was ook in vuur en vlam, bruin en blond, maar in de dagen van de zonnewende, worden ze weer gitzwart.
Ik vind mijzelf, na een zomer vol liefde, lol en verdriet, zittend bij mijn eigen vuur, nog slechts alleen. Alle dingen zijn weg. Ik zoek de houtblokken maar ik kan ze niet vinden, want ze hebben ze meegenomen. Met bibberende handen probeer ik het vuur weer aan te wakkeren, maar het lukt niet. Ik heb teveel vuur mee gegeven. Ik ga liggen naast de stookplaats, en ik val in slaap.
Koning Winter, gooi me een deken, want ik wil een winterslaap en ik heb het zo koud.’
Geplaatst in de categorie: jaargetijden