een brief
De vermeerdering van geluid, het zwellen, het oprichten en volzuigen van de verdorde grassprieten, maar ook vooral de kleine dieren dragen bij tot een reeks van nieuwe gehoorindrukken: wanneer de bombardeerkever door een vijand wordt aangevallen, scheidt hij uit zijn anaalklieren een scherpe vloeistof af, dat met een knalletje tot een dampwolkje vervliegt.
Groeikracht van de kruidlaag hoorbaar door omvallend aardkruim.
Heel die opéénhoping van minimale geluidjes verzamelt zich tot een gezoem, licht en fijntjes maar toch onveranderlijk aanwezig, ja, zo denkt Lodewijk, het is er zo ééntje.
En dit moet je niet vergeten zei hij mij: wij zijn blind en doof voor de natuur;
het wisselen van de seizoenen, als je goed luistert, kondigt zich aan in de verandering van toon.
’s Winters de kouklanken, scherpe kristalletjes schuren als dunne ijsvliesjes over elkaar.
’s Zomers het botten en de worm: stel je voor, het blinde dier perst al gravende en vretende een pluimpje aarde naar boven, poept onvoorstelbare hoeveelheden naar buiten. En daarom is ook de zomer voller, tot barstens toe gevuld met klein geluid.
Ik ben door de woorden van deze wijze bard van ontzag vervuld en denk:
het lijken wel de woorden van de maaglijder Jesaja, het is toch ook een echte Lodewijk!
Inzender: Lode, 22 november 2002
Geplaatst in de categorie: natuur
Hulde en groeten.