Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De Schone en het Beest

Met haar lichte doorschijnende –bijna doorzichtige- bloeze om haar slanke torso viel ze onmiddellijk en opvallend op, voor iedereen. Al bewoog ze zich op lange benen voort, het “stoorde” zeker de bewonderaar (bewonderaarster?) niet. Integendeel. Ze schoof met kleine stappetjes langs de vele mensen in de inkomsthal van het station heen, verontschuldigde zich fijntjes met een kuchje en sloeg de violetblauwe oogleden zedig neer. Haar blonde haar –in jongenssnit – omfloerste haar ranke hals op kokette wijze. Het bevallige wipneusje had zich tussen twee bloedrode wangen ingeplant. Heerlijk om een levend schilderij van ik-weet-niet-meer-welke schilder (Leon Desmet?) te mogen “keuren”. M.a.w.: een prachtbeest zoals Warden Oom haar zou hebben omschreven.

Ze laveerde behendig maar behoedzaam naar het loket en wachtte haar beurt af. Ondertussen hield ze een briefje in de hand dat ze, even later, aan de bediende doorgaf. Hij bekeek haar vragend aan terwijl ze glimlachend en met sprekende ogen naar het briefje wees. De man had het nú door. Hij tikte wat toetsen in op zijn klavier en prompt kwam er een spoorkaartje de computer uitgetjoekt. Ze betaalde met gepast geld, smolt zich nog een glimlach om de fijne mondhoeken en ging vervolgens zich gracieus neervlijen in een turkooizen harde kuipstoel het aangezicht gericht naar de ingangsdeur.

Duidelijk bleek ze in de ban van iedereen te staan. Zelfs de loketbedienden monkelden onhoorbaar achter het glas naar elkaar. Hun gretige ogen spraken boekdelen. ’t Jagersinstinct!

Een oud maar stijlvol in het zwart gekleed vrouwtje kwam naast haar zitten. Blijkbaar had ze last van reuma want ze zuchtte diep toen ze zich liet neerploffen. De bank van vier stoelen daverde lichtjes. Het meisje keek even tersluiks op en glimlachte gemanierd. Het oudje trok haar gehaakte handschoenen zeer voorzichtig uit. Voorzichtig – om de oude kant niet te schenden – vouwde het ze op en borg ze weg in een ietwat aftandse lederen handtas. Ze keek eerst naar links, dan naar rechts, voelde zich blijkbaar veilig en groette met een haast onzichtbaar hoofdknikje haar bankgenote. De begroeting was wederzijds vriendelijk.

Wat een contrast! En dat bleek duidelijk aan en uit het geroezemoes van de omstaanders. Enkelen stootten elkaar met de elleboog aan en deden met vooruitstekende kin en neus te kennen dat dààr iets te zien was. La Belle et la Bête!

In het drukke spitsuur schuifelden vele voeten langs hen heen. Steelse blikken maar ook andere vielen op het duo neer. “’t Is me wat, nietwaar” probeerde het vrouwke een gesprekje op gang te brengen terwijl ze haar zijden zakdoekje even tegen het linker lekkende neusgat zachtjes aandrukte. Maar de Schone gaf geen kik. Het zat voor zich uit te staren, nerveus reikhalzend naar de glazen toegangsdeur. Het Beest nam een doosje Pulmol uit haar damestas, deed het dekseltje open en bood haar een hoestbonbonnetje aan. Doordat het lieve ding het niet opmerkte, stootte ze haar zachtjes de arm aan. Het jongske schrok gemeend. Bekeek het doosje en schudde beleefd het bevallige kopje, de fijne lippen op elkaar houdend. De oude dame drong aan. “Komaan, neem er maar eentje, da’s goed voor een frisse keel”. Ostentatief negeerde ze het vriendelijke aanbod. Het madammeke slurpte het pilletje op de tong naar binnen al was het een hostie. Ze sloot de ogen en het doosje waarop ze zich haar beduimelde brillenglazen reinigde met haar zijden zakdoekje. Ze spetterde er effen zachtjes tegenaan. “Veel volk in het station vandaag, hé, vind je ook niet?”. Het meisje gebaarde van krommen haas en bleef nauwlettend de open- en toeslaande deuren in het oog houden. Het werkte het oudje zichtbaar op de reumaheupen dat het snertding maar niet wou ingaan op haar conversatiepoging. “Wie is ze wel? ‘k Benne kik Mme B. van de Boulevard du Midi, zulle”, dacht ze halfluid op.

Plots sprong het jonge kippetje als door een horzel gestoken van de bank op. Zijn aangezicht plooide open tot een warm zonnetje. Ze stak de rechterarm de hoogte in en haar hand wimpelde haar vriend tegemoet. De begroeting was hartelijk en geruisloos. Alleen de klinkende zoenen waren hoorbaar. Beiden jonge mensen straalden hun geluk uit.

Hij, een knappe jonge man – België’s mooiste! - en zij niet minder, spraken met de ogen en met de handen een bijzondere taal: die der geliefden en der… doven. De wereld rondom hen kon hun gestolen worden. Al hoorden ze de mensen niet, ze luisterden intens naar hun wederzijds bonzend hart. Dààr spreekt de taal der verliefden en die taal is onzichtbaar hoorbaar voor hen die erin geloven. En dàt deden ze zichtbaar tot de trein kwam aangereden.

Het oudje heeft het wellicht ook ooit gekend. Lang geleden.


30/6/2003

Schrijver: Jan Coessens, 3 september 2003


Geplaatst in de categorie: liefde

2.7 met 21 stemmen 2.408



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)