Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Van het spreken zo het dorp

Op de plaats van het stroompje hadden zich al sinds mensenheugenis vissers in eenvoudige kleding opgehouden want het grillige esland voorzag velen niet van voedsel. En toen zat ik op een lome meimiddag aan het stroompje, met Frank en de knokige Espe te wachten. De verwachting richtte zich op de beroering van het water en de verschijning van de armoedige visser die zo'n happend vissenmondje eens mores zou leren. Zonder van het lot te hebben gehoord daagden we haar uit.
Met takjes, grashompen en spuug beroerden wij in arren moede de waterlijn om de geest in haveloze kleren de hoop op een maal te doen vergeten.

'Al wat we hier doen spreekt me niet aan', zei Espe die de schoonheid van het stroompje niet zag. We hielden hem boven het water ieder een arm. En hij tepte met de dunne zool van de schoen eerst zo fijn dan weer robuust het water door.
'Het lijkt wel het slepen van druppels, net zo heilloos', zei Frank na enige tijd.

Van het mooie meisje dat daar eens gezeten op een nazomerdag en door een dronkelap was geduwd dat toen wij de dag erna verschenen, wij haar vonden.
'Is dat nu de visser van laatst?', lispelde Espe. Het was onmogelijk want het was zo mooi en dood. Maar de honger heeft niet zo'n gezicht. Snel trokken we Espe weg van het riet de oever op.

'Zijn weerstand is al zo laag',legden we aan mekaar uit. Voor wie voor het eerst een meisje zo mooi mocht zien en deels ontkleed.
'Maar ze is wel dood', porde Frank in haar bleke ruggetje net onder de gouden lokken vol groen. Ze werd gedragen, zo het veld in waar boeren werkten met Espe snikkend achter ons. Het rode hoofd op de tractor wenkte Freark, de vader van Frank, die ons drieën het zware pakket zagen inbrengen. In ontzetting trok Freark de kleren naar boven, waarover wij ons verbaasden. Met rode hoofden legden we haar op de plek van de bijrijder en zwaaiden haar weg. Met de handen in de zakken schuifelden we over de half geoogste akker en besloten het nieuws te volgen.

'Ze had zelfs al de ogen van een vis', weende Espe. Onhandig duwden we hem onze troost toe en lachten zuur.
'Nee,' bracht ik het even later terug, 'niet van een vis maar van een mooi meisje.'
Frank knikte en zei 'ik had haar al eens op het Grauwpad gezien met fijne stapjes over het grint.'

Zo liepen we op het dorp aan, hielden zwijgend stil op het grauwpad en vertelden onze ouders van al dat verschrikkelijks met een opwinding die ons niet werd gegund.

Schrijver: martin hoekstra, 3 juni 2004


Geplaatst in de categorie: taal

2.0 met 12 stemmen 1.429



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)