Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

PEG

Hij vond van zichzelf dat hij niet opdringerig was. Die dinsdagmorgen op de trein van Kortrijk naar Antwerpen had hij weer prijs. Ze zat tegenover hem aan het venster. Een bevallige dame, dat wel zag hij, maar ietwat te ouderwets opgedoft. Protserige volants verborgen haar magere met pezen doorploegde hals. Ooit was ze een knap ding wellicht, meende hij. Maar vandaag! Haar met rouge afgelijnde lippen staken schril af tegen haar bleek gelaat.
Ze beefde een beetje. Alzheimer? Zoveel is zeker, monsterde hij haar.
Hij legde zijn linkerbeen over de rechterknie, trok zijn blouson wat in de plooi en installeerde zich in de hoek van de bank. De vuile ruit nam hij er berustend bij.
Haar zwart kleed trok ze zedig ver over de schriele knieën. Het kanten zakdoekje diepte ze keurig uit haar aftandse zwarte lederen handtas op, snoot zich profijtig het spitneusje en keek vervolgens haar overbuur recht in de ogen.
Hij voelde haar blik diep in hem doordringen. Wat moet ze wel, flitste het door zijn hersenen. Heeft ze nog nooit een man gezien misschien. Tersluiks keek hij haar aan. Inderdaad, ze staat op punt me iets te vragen. Aub, geen “domme” vragen, nietwaar, dacht hij.
Ze kuchte even. Onopvallend voor de andere reizigers op de andere banken maar voor hem klonk het eerder van “Luister ne keer manneke”. Als door een bij gestoken draaide hij het hoofd in haar richting, puurde een flauwe glimlach rond zijn mond en wachtte af. Gaat ze nu ja dan neen me iets vragen, verdomme, schoot het door zijn brein. En waarachtig ze opende haar pruilmondje en vroeg:”Pardon, menier, is dat de trein van A?” Dedju, Voilà zie , weer zo’n stomme vraag. De trein van Antwerpen.
Hij overwon zijn innerlijke emotie en zei zeemzoet: “neen, madammeke, de trein is niet van Antwerpen maar voor Antwerpen.
“Awel, zei ze, da’s wat ik bedoel”. Stom kalf, bezwoer hij zich binnensmonds.
“En gaat ge ook zover, menier?” wou ze nog weten.
Godverd, dat gaat haar toch niet aan. Waarvoor moet ze dat weten? Heeft ze een valiezendrager nodig misschien?
“Ja, madammeke”.
“ Oh, da’s goed, we kunnen dan gezellig wat praten met elkaar” antwoordde ze en schoof wat dichter bij het raam.
Hij kan nu echt niet tegen dat soort opdringerigheid. Foei, wat kunnen de mensen toch irriteren, kankerde hij in zichzelf. Maar dat liet hij niet blijken.
Het gesprek dat ze zich had voorgenomen viel tenslotte bijna uit in een monoloog van haar kant. Hij knikte maar alleen of schudde bijna onzichtbaar het noeste gelaat.
Ze had het over haar verleden, haar huwelijk, haar kinderen, haar voorspoed en tegenslagen. Afijn, geheel de santenboetiek werd geëtaleerd.
Hij beet zich herhaaldelijk op de lippen, keek om de haverklap op het berichtenbord aan het einde van de wagon hoever ze al waren. En knikte en schudde te pas en te onpas de kop.
Verleden week was ze nog naar de huisdokter geweest die haar aangeraden had de hematoloog te raadplegen. Die zou haar zeker kunnen helpen. Diverse onderzoeken heeft ze ondergaan: bloedonderzoek, Ct-scan, een biopsie van het gezwel, beendermergpunctie, Pet-scan en dan die diagnose, menier!.
“ ’t Is kwaadaardig , menier. Ik moet nu verscheidene sessies chemotherapie ondergaan. En garantie kan hij me niet geven. Alleen dat er nog na 10 jaar nog 35% overblijven. Zou ik daarbij zijn, menier? Ik ga nu nog een keer naar mijn oudste dochter. ’t Is misschien de laatste maal dat ik haar nog ga zien.” Ze snifte.
Hij voelde zich gepakt. Haar uiterlijk verried zeker niet haar innerlijke toestand. Hij wilde zich al verontschuldigen voor de moordende blikken die hij op haar had afgevuurd. Ook zijn smadelijk oordeel over die domme vragen nam hij zich kwalijk. Brute beest, kwalificeerde hij zichzelf. Oneerbiedige, ziet ge niet, voelt ge niet dat dit menske al je bezorgdheid verdiend?
Hij kon zich voor de beestenkop slaan. Ezel, die hij was. Ei zo na wou hij haar pezige hand vastnemen en haar bezweren dat het allemaal niet zo’n vaart zal lopen. Maar hield zich toch in. Daartegenover vroeg hij haar of zij allang ziek was. Ze keek hem aan en zei:” ‘k Ben niet ziek, ‘k voel me niet ziek. ’t Is de dokter die zegt dat ik ziek ben “. Hier kon hij even niet volgen, slikte een kropje in en vroeg: Dat kan toch niet met zo’n cyclus aan sessies die je moet volgen? Ze boog haar kromme wijsvinger vol artrose opdat hij wat dichter zou willen komen. Hij neeg zich naar haar toe. Ze lispelde:” toen ik de dokter vroeg wat voor een ziekte ik en waardoor ik ze had, vroeg hij me hoe oud ik was. Ik antwoordde 72. Hij haalde de schouders op en zei me drie woorden “ Je hebt peg”.
Voilà, menier. Nu weet je het ook: ik heb peg, een nieuwe ziekte zeker maar je moet het niet aan iedereen vertellen dat je iemand met een nieuwe ziekte hebt ontmoet op de trein van…voor Antwerpen nl. met de pegziekte.
Hij kon er niet mee lachen. Zij trouwens ook niet.
Bij het eindstation greep hij naar haar klein valiesje, begeleidde haar naar het perron en hielp haar voorzichtig de te hoge treden afdalen.
Haar dochter stond haar op te wachten aan het begin van het perron. Hij nam vriendelijk afscheid van de zwarte dame en ging in het stationsbuffet een pilsje drinken.
Zij had peg, dacht hij bij zichzelf. ‘k Moet dat toch eens gaan opzoeken hoe de pegziekte omschreven wordt. Wat verder op de Meir slofte hij bij “De Slegte” binnen daarbij bij zich zelf denkend:
Welke dokter heeft ze daarvoor geraadpleegd? De hematoloog?
Goed, even opzoeken dan. Tot sluitingstijd is hij er gebleven zonder resultaat. Ook hij had pech.

Schrijver: Jan Coessens, 6 juli 2004


Geplaatst in de categorie: ziekte

0.9 met 7 stemmen 1.345



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
josiene
Datum:
16 september 2007
graag gelezen, maar knapte af bij de mi totaal overbodige laatste alinea. had bij t pilsje drinken mogen blijven.

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)