Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De eend

Een van de eerste dingen die de nieuwe aga Dusunce deed toen hij zich in Athene vestigde om die stad voor de Sultan te bestieren was om raad vragen. Door een wat eigenzinnig optreden van zijn voorganger was de Griekse bevolking nogal morrig geworden en werd er alom over de Turken geklaagd. Daarom nodigde Dusunce, de in die tijd beroemde filosofe, Homophrosyne uit, die als wijste van de stad bekend stond. Met haar wilde hij eens dineren en onderwijl wat zaken bespreken die de wellevendheid van de stad ten goede zouden komen.
“Om het eten neem ik uw uitnodiging aan”, liet Homophrosyne weten, “maar wat betreft goede raad: dat is maar tijdverdrijf, waar alleen de wind graag naar luistert”.

Zo gebeurde het dus dat niet veel later de wijze vrouw aanlag bij de aga in zijn paleis en zich door schone maagden liet voorzien van wijn en versnaperingen.
“Jullie zijn Grieken”, merkte Dusunce op nadat de koeien en kalveren besproken waren, “Wij Turken. Door het lot of het toeval zijn wij tot elkaar veroordeeld. Nu merk ik een bepaald onprettig resentiment hier in de stad en waarom toch? Gedane zaken nemen toch geen keer. Wij hebben met elkaar te stellen. Wat moeten we toch met elkaar?”
“Wel, o grote Aga, nu ik u dit hoor zeggen”, antwoordde Homophrosyne, “kan ik dit voor mij antwoordden: ik ben hier om met u te eten”.
Terwijl de filosofe sprak kwam een knecht binnen met een zilveren schaal waar op een bijna volmaakte wijze een grote eend was uitgestald.
“Nou u uw zin”, zei Dusunce wat ongeduldig, “daar is de eend. Misschien verleidt zij u wel om iets meer te vertellen over het onderwerp dat ik net aansneed”
“Dat is zij zeker. Een wijze keus, o grote Aga, om zijn smakelijke maaltijd op te dienen!”
Homophrosyne nam een poot van de vogel, begon te kluiven, onderwijl vertelde ze:

“Deze eend, o aga, doet mij denken aan de maaltijd van Philander. Zoals u ongetwijfeld weet werd onze stad ooit eens bevolkt door allerlei wijsgeren. Een van hen was Philander.
Op een dag liep hij naar de markt om een eend te kopen die hij de volgende avond wilde verorberen.
Hij keurde het aangeboden gevogelte en koos een woerd uit die hem geschikt leek. Tevreden over zijn aankoop bracht Philander de eend naar zijn aanrecht, maar daar begon het dier te spreken. Dit verbaasde de wijsgeer voor even, maar daarna begon hij te luisteren. De eend smeekte en bad Philander hem niet te slachten.
“Waarom zou ik dat niet doen?”, bracht de wijsgeer in, “jij bent een eend. Ik een mens, de verhoudingen lijken mij duidelijk”
“Natuurlijk”, zei de eend, “maar is het niet wreed dat mijn leven zo hier moet eindigen, zonder maar wat aan geluk te hebben gekend. Altijd heb ik moeten ploeteren om te leven. Als kuiken heb ik roofvogels moeten ontwijken, ’s winters leed ik honger en tenslotte werd ik gevangen om verhandeld te worden zonder mij ook maar een moment van het zoete van het leven gegund was”
Hoewel de wijsgeer al met een mes klaarstond bezwaarde de smeekbedes hem en besloot hij de vogel eerst te verwennen alvorens hem op te eten.
Een week lang kreeg de eend allerlei lekkers voorgeschoteld. Zelfs zorgde Philander voor een bedje met lakens van echte zijde.
Aan het eind van de week sprak de wijsgeer: “Zo, beste eend, ik hoop dat u heeft genoten van de afgelopen week”
“Zeer veel!”, bevestigde de eend.
“Dan vindt u het zeker nu wel billijk dat ik mijn oorspronkelijke plan ten uitvoer brengt”, meende Philander. Het dier maakte echter nog allerlei bezwaren. De wijsgeer vond het echter wel welletjes geweest, luisterde niet meer en slachtte de eend. Vervolgens braadde hij hem en serveerde hem in een dillesaus. De dis zag er prachtig uit, maar die avond at Philander toch niet met smaak omdat het gesmeek van de eend hem nog erg dringend in het gehoor lag.
“In het vervolg eet ik alleen nog wezens die ik niet versta”, besloot de wijsgeer toen.

“Wilt u op een nogal omslachtige manier zeggen dat u niet van eend houdt”, vroeg de aga af, toen het verhaal uit was.
“Nee, zeer zeker niet”, zei Homophrosyne, “ik vind het heerlijk, doch in aansluiting bij uw stelling: wij Grieken en Turken horen bij elkaar, nu zo was het ook voor de eend en Philander. Hoe goed Philander de eend ook behandelde, de vogel bleef klagen en zo zal het ook voor de Grieken opgaan. Zij zullen blijven klagen. Deze eend echter is iets van u en mij en ik ben blij dat hij geen Grieks spreekt.”

Schrijver: Paul M. Borggreve, 24 september 2004


Geplaatst in de categorie: politiek

2.0 met 2 stemmen 791



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)