Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Herfstmijmeringen

Sommige mensen worden er depri van. Van de herfst, bedoel ik. Ook ik, een beetje althans. De herfst heeft op mij namelijk het effect van een soort inleidende blik met uitkijk op de komende jaarwisseling. Zoiets als: ‘Another year over, and what have we done.’ Het is als een derde kwartaalbalans van een jaar waarin je terugblikt en aankoppelend een voorzichtige prognose maakt van de te verwachten levensomzet voor het komende jaar. Alsof dat leven zich zou laten vangen binnen de index van de AEX. Kortom: herfstmijmeringen. Mijn notitieboek blijft deze keer derhalve gesloten.

Ondertussen klettert de regen driftig neer op de glazen overkapping van de serre van mijn stamcafé, het kan dan ook niet anders zijn of de kastelein heeft een pact gesloten met de weergoden om zo de aanwezige gasten nog wat langer binnen te houden. Nou is het een ‘goei’ kastelein, zoals wij dat in Brabant plachten te verwoorden, dus het is zeker geen straf.

Waar ik al dagen mee zit, is een anekdote die ik onlangs mocht vernemen en waarvan ik enigszins van slag ben geraakt. Ik zal hem met u delen. We verplaatsen ons naar het einde van de 19de eeuw:

Zijn naam was Fleming en hij was een arme Schotse landbouwer. Op een dag - hij trachtte binnen alle armoede die het bestaan uit die tijd met zich meebracht, het leven voor zijn gezin zo aangenaam mogelijk te maken door lange dagen te werken en zo wat extra’s te verdienen - hoorde hij op weg naar huis een kreet om hulp uit het nabijgelegen moeras. Hij liet alles vallen en rende het zompige veen in om zijn medemens in nood te helpen.

Met zijn taille tot in de zwarte smurrie, zag hij een jongen met een blik van doodsangst op het gezicht, gillend en worstelend om maar niet ten onder te gaan aan de werking van het zuigende laagveen. Met veel inspanning wist de vermoeide landbouwer de jongen te redden van wat anders zeker een langzame en angstaanjagende dood voor hem betekend zou hebben.

De volgende dag kwam een koets aan bij het huis van de boer. Een elegant geklede heer stapte uit en introduceerde zich als de vader van de jongen die door Fleming was gered.

’Ik wil u iets geven,’ opperde de dankbare vader. ‘U redde immers het leven van mijn zoon.’ Maar daar wilde de boer niets van weten. Op dat ogenblik verscheen de eigen zoon van de landbouwer in de deuropening van de boerderij. ‘Is dat uw zoon,’ vroeg de edelman. ‘Jazeker,’ beaamde de boer met trots.

’Dan wil ik met u een overeenkomst sluiten als dank voor uw onbaatzuchtig handelen,’ zei de edelman. ‘Laat mij financieel bijdragen aan de kosten van zijn onderwijs op het niveau waarop ook mijn eigen zoon onderwijs zal genieten. Zij zullen zonder twijfel mensen worden waar we beiden trots op kunnen zijn.’ En zo gebeurde het.

De zoon van Fleming studeerde aan de beste scholen en behaalde in 1906 op St. Mary's Hospital Medical School in Londen zijn diploma als arts. Later werd hij over de gehele wereld bekend als Dr. Alexander Fleming, ontdekker van een schimmel dat hij penicilline noemde en wat in 1940 uiteindelijk als medicijn geïsoleerd werd door Ernst Boris Chain en Howard Walter Florey; iets waarvoor zij gedrieën in 1945 de Nobelprijs voor Fysiologie en Geneeskunde mochten ontvangen.

Begin jaren veertig werd de zoon van de edelman nogmaals gered. Deze keer van de gevolgen aan een longontsteking, dankzij... het medicijn Penicilline. De naam van de edelman die - even onbaatzuchtig als de landbouwer destijds bij het redden van zijn zoon, de studie van de jonge Fleming betaalde: Lord Randolph Churchill. De naam van zijn zoon laat zich raden: Winston Churchill. Hoezo: ‘What goes around, comes around.' En daar zit ik nu dus mee.

Ik had de anekdote volledig op correctheid van de historische feiten kunnen toetsen, dat laat ik echter in het midden; mij trof meer de essentie van het verhaal. De moraal suggereert namelijk, dat als de jonge Churchill niet gered was uit het moeras, de huidige wereld er wel eens geheel anders uit had kunnen zien. Het is een equivalent van de suggestie dat Hitler wellicht niet geworden was - wat hij uiteindelijk wel geworden is, als zijn doodzieke en uiteindelijk overleden moeder niet door een Joodse, maar in plaats daarvan door een Duitse of Oostenrijkse arts verpleegd was geweest. En hier ontstaat een tegenstrijdigheid in mijn beleving. Namelijk dat van ons daarzijn, handelen en de gevolgen daarvan voor de toekomst, zowel in het kwade als het goede. Zou alles in de wereld anders verlopen als u, uw ouders, vrienden of ik er niet waren geweest? Waarschijnlijk niet, maar wel in het kleine ten opzichte van elkaar. Wat dat uiteindelijk voor de toekomst van de wereld zal betekenen, weet ik niet. Maar ja, zoals ik al zei: het zijn maar herfstmijmeringen.

Uit Zangzaad van Adriaan Hoefs

Schrijver: Adriaan Hoefs, 2 oktober 2004


Geplaatst in de categorie: jaargetijden

4.3 met 15 stemmen 2.189



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)