Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Ach, waar is de tijd

Ze keek hem nog even in de blauwgrijze ogen aan en ontspande de riem meteen aan zijn rechterbovenarm. "'t Zal even pijn doen," zei de verpleegster zachtjes en prikte hem de dikke infuusnaald in de ader. "Mooie aders hebt u, Meneer, vind ik persoonlijk toch. Niet iedereen heeft er zulke, Meneer."
De "meneer" wist nu niet direct wat hij denken moest. Wat is hij nu met mooie aders in een ziekenhuisbed nu hij zo ernstig ziek is.
Terwijl het vocht hem geruisloos in het lichaam sloop, sloot hij even de ogen en dacht aan andere tijden.
Aan die tijd toen hij rechtstreeks bloed gaf aan een jong moederke met een zeldzame bloedgroep. Toevallig was hij -langgeleden - in het ziekenhuis op bezoek toen door de luidsprekers die dringende oproep klonk voor een persoon met die zeldzame bloedgroep. Hij herinnerde zich nog zo goed hoe ze beiden, naast elkaar gelegen, zich in de ogen hadden gekeken. Hij met een intense gloed, zij met een dierlijke dankbaarheid. Haar blik zou hij nooit meer vergeten. Het kindje, helaas, werd doodgeboren. (Er zou wat geweest zijn met de irregulaire antistoffen!) Haar verdriet was onmenselijk zwaar. Negen maanden hadden zij en haar man er zó naartoe geleefd. Gelukkig kon zij gered worden dank zij hem.
Druppel na druppel vlood het doorzichtige spul hem in de "mooie" aderen. Hij moest erom glimlachen, nog. Om het halfuur werd hem een nieuwe "waterzak" opgehangen door een beeldschoon jong ding. Ze bleek zo babbelziek te zijn dat ze hem hoofdpijn bezorgde. Ze flapte er om de haverklap wat onzinnige prietpraat uit vond hij.
-"Mijn tweelingzuster werkt hierook, Meneer, en dan nog op dezelfde afdeling. We hebben hier al wat afgelachen hoor doordat de patiënten ons door elkaar haalden, Meneer". "En vandaag is het onze verjaardag!"
"Ach, waar is de tijd, zuchtte hij en liet zijn oogleden zachtjes naar een spleetje glijden.
Het jonge wicht kirde voortdurend en dartelde de kamer rond als een vrolijke vlinder. Blijkbaar heeft ze een glaasje op, vermoedde hij.
Om het kwartuur kwam ze de kamer binnen om zijn bloeddruk en lichaamstemperatuur op te nemen. En keer op keer grapte ze erop los. De "meneer" kon zijn glimlach niet langer bedwingen toen ze hem de doos voorhield. Hij aanvaardde de hem aangereikte likeurpralines.
-"'k Ben jarig, of beter we zijn jarig, en iedereen mag ervan mee genieten, floepte ze er giechelend uit.
-"Ik moet je wat vertellen", fezelde ze plots en hierbij hield ze haar linkerhand schuin tegen de mooie gevleesde lippen.
Ze zocht steun met haar mooi gevormde onderrug aan zijn bed, keek hem pal in de ogen aan, neeg wat dichter bij hem en zei:
-"Moet je nu wat weten, meneer, gisteren hé, stond ik met mijn wagen voor het rode verkeerslicht. Een andere auto bleef pal naast de mijne halt houden. De passagier draaide het venster naar beneden. Ik die dacht dat hij me iets wou vragen liet ook mijn raampje naar beneden. En wàt zegt die kerel plots tegen me: (hier rees haar stem duidelijk verbouwereerd en plaatste ze haar handen in de smalle heupen) "hé, mamzelke, heb je ook zo'n stinkende scheet gelaten?".
-"Awel, ik kon er niet onmiddellijk meelachen zulle, maar achteraf wel hoor, toen ik het doorhad".
De patiënt schoot evenwel per kerende in een schaterlach om zoveel ongekunstelde spontaniteit. Haar brede smile en rode wangen als rode appeltjes deden hem zichtbaar genoegen. Zijn oude stijve ledematen voelde hij niet eens meer. Zulke jeugd rondom deed hem in één klap een weldoende deugd.
Toen zijn chemosessie er bijna opzat, kwamen beide jarige zusjes stiekem binnengeslopen met nog een glaasje rode wijn voor hem. Hij aanvaardde het gretig. Ze giechelden zachtjes en hadden duidelijk innerlijk pret.
"Hoe oud zijn jullie nu weer?" wou de "meneer" nog weten. ""Vierentwintig" antwoordde de een, en ik vierentwintig en negen maanden" echode de andere en de beide jonge geitjes proestten het uit.
"Meneer" lachte breed uit zijn vergeeld gebit. Hij dacht niet eens meer aan zijn dodelijke kwaal. Nu deelde hij oprecht in hun zalig geluk. Voor een korte stonde weliswaar.

"Ach, waar is de tijd", moet hij dan hebben gedacht.

Schrijver: Jan Coessens, 7 oktober 2004


Geplaatst in de categorie: ziekte

2.2 met 4 stemmen 1.553



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)