Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De Goede Werken

De reiziger was al een hele tijd onderweg. Hij had dagen en dagen achtereen gelopen en had de wisseling van de seizoenen doorgemaakt. Hij wandelde door bloesemende boomgaarden en baltsende vogels, gerijpt koren en goudgele maïs, kalende bomen en bontgekleurde bospaden.

Nu was het tijd dat hij een stek zocht om de wintermaanden door te komen. Hij passeerde een huis waar een groot weiland naast lag. De eigenaar stond in de rozentuin, een klein stukje onberispelijk onderhouden grond, waar geen sprietje onkruid stond, alleen zeven grote, zorgvuldig verzorgde rozenstruiken. Doordat het een heel zachte herfst was droegen de rozenstruiken nog bloemen. De reiziger zag rode rozen, oranje, gele, groene, blauwe, indigo- en violetkleurige. Bewonderend bleef hij staan kijken naar de toverachtige kleurenpracht. De man in de rozentuin had hem opgemerkt en kwam naar hem toe. De reiziger groette hem en zei:
“Goedendag, mijnheer. Wat een prachtige rozentuin heeft u.”
“Dank u wel”, zei de man minzaam.
“Ik vroeg mij af”, vervolgde de reiziger, in een impuls, “of dat grote stuk weiland naast uw huis ook van u is?”
“Inderdaad” beaamde de man.
“Zou ik mogen kamperen op dat weiland gedurende enkele maanden, alstublieft?”
“Ik heb een beter idee”, zei de man, ”er staat een tochtvrij en waterdicht schuurtje verderop het land, met een houtkacheltje en een voorraad hout. Waarom neem je daar je intrek niet? Ik moet er geen vergoeding voor en wat meer is, zo blijft het schuurtje onderhouden. Als je wil, kun je iedere ochtend met ons mee ontbijten.”
De reiziger zwijmelde haast van geluk en bedankte de man uitvoerig. Eenmaal geïnstalleerd in het schuurtje dankte de reiziger de Heer om Zijn ondoorgrondelijke voorzienigheid.

Nu geschiedde het dat de reiziger iedere morgen op hetzelfde uur naar het huis van zijn gastheer trok om samen te ontbijten. Steevast liep de man na het maal mee naar buiten om een sigaret te roken en zijn rozentuin te onderhouden. De reiziger stond versteld van de haast overdreven zorg die de man aan zijn rozentuin besteedde, want zelfs toen de vorst intrad, ging de man nog iedere morgen zijn tuin in om de grond zorgvuldig te inspecteren en te ontdoen van elk gevallen blad, twijgje, een sprietje wildgroei of wat dan ook. En iedere dag zag hij dat de man even bij elke rozenstruik afzonderlijk bleef staan.
De dooi trad in en de natuur werd milder. De tijd brak aan voor de reiziger om zijn weg te vervolgen. Bij zijn laatste ontbijt overhandigde hij de man een houten beeldje van een kraanvogel, dat hij tijdens de lange avonden met eindeloos geduld had vervaardigd uit een blok hout. De man was zeer ingenomen met het mooie cadeau.

“Vertel me toch, voor ik vertrek, beste man”, vroeg de reiziger, “waarom onderhoudt u uw rozentuin zo angstvallig? Of het nu regende of vroor, sneeuwde of mistig was; iedere dag ging u naar uw rozentuin om zorgvuldig de grond te inspecteren en bij de rozen te staan.”
“Tja”, glimlachte de man, “de roos is een prachtige bloem. Je kunt gerust zeggen dat ze de koningin der bloemen is, nietwaar? Maar om schoon en krachtig te blijven moet je ze onderhouden. Iedere inferieure invloed moet verwijderd worden en dagelijks herinner ik ze eraan, dat ze rozen zijn, en niet zomaar een willekeurige bloem.”
“Ja”, wou de reiziger weten, “maar waarom?”
De man antwoordde: “zodat ik me dagelijks zelf herinner, hoe ik mijn gedachten moet onderhouden..”

Schrijver: Marc Kerkhofs, 8 december 2004


Geplaatst in de categorie: filosofie

4.0 met 4 stemmen 1.037



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)