Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De Haagse Kweekschool - ZWARTMAN DEEL 3

DEEL 3 van DE ZWARTMAN

De Zwartman vond zichzelf terug. Beheerst ging hij door waar hij gebleven was.
‘Op school was ik eenling. Door mijn herkomst maar meer nog mijn kleur. De mensen in Holland waren de ‘prisoners of their colonial history’. Ze hadden allemaal op school geleerd over die zwarte wilden, die niks wisten van beschaving. Boeken, letters, muziek, trouwen, huwelijk, school, concert, enzovoort. Dat kenden zij, ik, wij dus, niet.
‘Ik ging zelf ook helemaal zo denken. Alle boeken waren nog koloniaal. Sukarno, dat vond iedereen, dat was een crimineel. Hij had de mensen in “Ons Indië” wijsgemaakt daar dat ze voor zichzelf konden zorgen. Nou je zag het, ze maakten me’kaar allemaal kapot, het was een rotzooitje. De orde was weg, allemaal arm. Geen civilization meer. Het waren nu allemaal weer verwilderde heidenen zonder uitzicht op normen. Dat was een heel slecht voorbeeld. Als het met Suriname maar niet zo zou aflopen. Dacht ik toen.

‘Ik ging er helemaal in mee. De jongens en meisjes van de Kweekschool waren echt heel aardig, ze deden hun stinkende best naar mij. Maar ze hielden afstand. Ingebakken.
Ik kwam bij de meeste wel eens thuis. Heel officieel altijd. Het leek wel een staatsbezoek. Nooit liet men mij op mijzelf. Altijd werd ik begeleid, zo leek het. Vanaf een bepaald moment voelde ik me nooit meer onbespied en ongeleid. Ook al liep ik ’s avonds laat alleen over straat. Wat niet de bedoeling was bij Hulzebosch.
Werd ik dan uitgenodigd voor diner. Was alles helemaal pico bello, keurig kaarsen op tafel. Zilveren bestek, servetten voor op schoot. Ik in mijn blauwe pak met hagelwit overhemd en geel-zwarte stropdas. En zij maar vragen of ik mij op mijn gemak voelde. Begrijp je. Geweldig was ik op mijn gemak, maar niet heus. Ik was een opgezet poppetje dat stijf stil zat van Haagse keurigheid. Zoals de anderen aan tafel. Mens ik was voorbeeld dat ook wilden bij gepaste omlijsting zich konden gedragen. Maar eigenlijk was ik anders – dat voelde ik zelf ook wel….’

Hij pauzeerde heel even.
‘Ken je het verhaal van de domineesvrouw en Darwin? De dominee was vriend van Darwin. Hij vertelt zijn vrouw dat Darwin ontdekt heeft dat de mens afstamt van de aap
De vrouw.schrikt zich kapot. Ze gaat huilen. De dominee vraagt “wat is er Martha?” Zegt zij “oh Jack laten ons ’t stil houden. Als de parochianen het horen dan is het beest los.”
Zo waren de mensen tegen mij. Begrijp je? Ze waren zo bang iets verkeerd te zeggen of te doen zodat het beschavingsproces in mij verstoord zou worden.’
‘Nu kijk ik terug maar niet met wrok. Het was niet makkelijk maar ik hield het wel. Nu weet ik te zeggen wat mijn ongemak was. Maar toen, toen was ik ingesloten.’

‘Op school was ik Mr.100%, allemaal tienen. Ik was de beste.’ Onder enig gelach gingen we na wie van ons de rijtjes van de provincies het best kende. Hij won glansrijk. Hij vertelde het hilarisch verhaal van de IJsheiligen. Hij had zijn vinger opgestoken omdat hij de namen nog niet gehoord had.’
Het verhaal van de Watersnoodramp 1953: ‘Ja ik kwam plots zonder medeweten in The Committee of International Students against The Watersnoodramp. Ik was ineens frontpage. Yes blankman Jos toen was ik very hot in the picture’.

‘Zo rondde ik de Kweekschool af. Nog geen diploma. Eerst 350 praktijkuren. Nergens wilden ze me. Weet je, ik kreeg wel uitnodigingen. Kwam ik dan in eigen persoon, dan schrokken die schoolbesturen zich een rotje als ze me zagen.
Wat een zwartman, een roetzwartman. Ze kenden wel mensen met een kleurtje. Oh ja de Indo’s, de “ploppers” zoals ze die noemden. Die waren nog Hollandser dan een gewone landsman. Alleen met een vreemd taaltje. Maar je kon gewoon met ze praten. En dan had je die “pinda-pinda-chinezen”. Meest stokoude Chinese mannen die misschien dertig kilogram nog wogen. Ze zaten met hun brandertjes verse pinda’s te verkopen op de straathoeken. Niemand kon ze verstaan. Alleen “pinda, pinda”. Die waren vreemd maar niet lastig. Men kocht pinda’s van ze en verder zagen de mensen ze niet. Ik, ik was vreemd en lastig. Men kon mij niet plaatsen. Hoe aardig en aangepast ik ook was.’

‘Na honderd afwijzingen kwam ik op een plek waar niemand wilde. Terheijde. Het achterste uiteinde van de wereld zeiden ze in Den Haag. Daar hervond ik mijzelf. Those fishermen there, they had no problems with black people. Zij waren gewoon. Niet strak in maat- of mantelpak. Zij waren ook verstotenen. Hun achterland was het tuindersgebied Westland. Daar werden ze gezien als een ongeregeld zooitje. Ze visten nog voor Vlaardingen of Scheveningen. Vaak ook losarbeider, in de tuinen meestal. Maar zij hadden een slechte naam, niet betrouwbaar. Als de zon scheen dan gingen ze vaak flierefluiten. Werd gezegd. En het was ook zo.’

Schrijver: Jos Zuijderwijk, 13 april 2005


Geplaatst in de categorie: discriminatie

4.2 met 5 stemmen 905



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)