Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Met de zegen van de Heer

Het was een zonnige zondagochtend in mei, toen ik doelloos kuierend rondliep door de binnenstad. Het was eigenlijk best verbazend dat op zo’n prachtige ochtend als deze, de stad om 8u30 nog in diepe rust leek te zijn.

Normaal gebruik ik, zoals zo velen van mijn stadsgenoten, ook de zondagochtend om het doordeweekse slaaptekort in te halen, maar dat was mij vandaag dus helemaal niet gelukt. Al vanaf zes uur had ik liggen woelen in mijn bed. Het was de naderende deadline, die mij als schrijver van een vaste column in een gratis huis-aan-huis-blaadje, uit mijn slaap hield. Ik had ditmaal totaal geen inspiratie. Meestal wist ik in zo’n geval wel een of ander kletsverhaaltje uit mijn duim te zuigen, maar ditmaal miste ik zelfs daarvoor de inspiratie. Misschien was de eerste warmte van het jaar de oorzaak, anders kon ik bij gebrek aan fantasie mijn bescheiden schrijverscarrière maar beter vroegtijdig afsluiten.

Zo kwam het dat ik in gedachten verzonken door de nog verlaten straatjes van het centrum wandelde. Op het Kustermanplein aangekomen, besloot ik rechtsaf te slaan, om op die manier via de Pepijn De Kortestraat naar het Bavelpark te lopen. Halverwege de straat kwam ik voorbij de Erasmuskerk. In het voorbijgaan keek ik, zoals zo vaak, naar de statige maar dringend aan restauratie toe zijnde torengevel. Tegelijk viel mij het oude mannetje op, dat blijkbaar bezig was om op zijn dooie gemak het verharde pleintje voor de kerk schoon te maken. Geïnteresseerd in de bezigheden van de eerste wakkere medeburger die ik op mijn wandeling tegenkwam, bleef ik leunend tegen de krantenwinkel op de hoek van het pleintje, de man gadeslaan. Het reinigingswerk dat hij uitvoerde bleek hoofdzakelijk te bestaan uit het opruimen van massa’s hondenpoep. Aan het gereedschap dat de man ter beschikking had, was duidelijk te merken dat hij wist waarmee hij bezig was. Hij had twee emmers bij zich. Met een metalen schopje schepte de man de onwelriekende worstjes in de ene emmer, om daarna met een schuurborsteltje en wat zeepsop uit het kleinere emmertje, de laatste kleurrestjes van de betontegels te schrobben. Minutenlang stond ik de man van op afstand gade te slaan, tot hij mij plotseling had opgemerkt.

“Een prachtige ochtend hé mevrouwtje,” riep hij me toe, terwijl hij bij wijze van begroeting met zijn schopje door de lucht zwaaide. Ik had niets belangrijks te doen, en besloot om een praatje te maken met de man en liep naar hem toe.
“Ook goedemorgen”, begroette ik hem, “ wel een heel mooi werk dat jij hier aan het doen bent meneer.”
“Ach mevrouw, zeg maar Jos. Dat doet iedereen hier.” Na een korte zucht vervolgde hij: “Ik doe ’t vrijwillig mevrouw, iedere zondag, en dat sinds mijn pensionering ruim zeven jaar geleden. Ik doe het voor de parochiegemeenschap, want het kan toch niet zijn dat de gelovigen straks als de heilige mis begint, tussen de drollen door naar het kerkportaal moeten slalommen hé.”

“Maar Jos,” meende ik te moeten inbrengen, “Onze stad beschikt sinds kort toch over een sluikstort brigade, en als ik het goed begrepen heb zouden die ook de hondenpoepoverlast te lijf gaan. Dat zal jij toch ook wel vernomen hebben?”
“Natuurlijk wel,” zei de man. “Maar op zondag werken die alleen in de omgeving van de Kathedraal, de Oude Markt en het stadspark. De Pepijn De Kortestraat weten die brigadiers op zondag niet te vinden hoor,” vervolgde hij tamelijk heftig.

Op dat moment zag ik hoe een fietser het pleintje kwam opgereden. “Morgen” murmelde de man toen hij ons passeerde. Samen keken wij hem na, en zagen hoe hij afstapte en zijn fiets tegen de verweerde kerkgevel plaatste. Vervolgens nam hij een enorme sleutelbos uit zijn jaszak en stapte in de richting van de grote houten kerkdeur.
“Godverdomme, godverdomme,” vloekte de fietser plotseling luid en duidelijk, iets wat je op een kerkplein nu niet meteen zou verwachten. Hij keek daarbij naar zijn linker voetzool die hij schuin omhoog hield, “Zeg begot dat het niet waar is!”

Terwijl hij deze allerminst devote woorden uitriep, keek hij met een wrede grimas op het gezicht in onze richting. Iets wat bij mijn gesprekspartner een lichte huivering teweeg bracht.
“Maar Meneer Pastoor toch,” zei Jos aarzelend, terwijl hij mij blijkbaar alweer vergeten was. “Wacht even, ik zal U helpen” en met zijn emmertje zeepsop en het schuurborsteltje haastte hij zich naar zijn kerkvader.

Op de hoek van het pleintje keek ik nog even om en zag hoe de bruine pasta vakkundig van de eerwaarde schoen werd geschrobd. Glimlachend liep ik de straat weer in. De wandeling in het Bavelpark zou voor een andere keer zijn. Nu nam ik de kortste weg naar mijn huis en naar mijn aftandse schrijfmachine. Dank zij dit voorval zou ik mijn deadline alsnog halen.
Hier op dit pleintje voor de Erasmuskerk lag de inspiratie voor mijn column zomaar voor het oprapen, als het ware…met de zegen van de Heer!

Schrijver: Adrienne VB, 20 mei 2005


Geplaatst in de categorie: humor

2.4 met 8 stemmen 1.026



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)