Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Montaigne: twee fragmenten

UIT MONTAIGNE : OVER BEROUW
Quae mens est hodie, cur eadem non puer fuit?
Vel cur his animis incolumnes non redeunt genae ?
(Ach had ik als kind maar de bezonnenheid gehad die ik nu heb. Of waarom heb ik, nu ik wijs ben, niet langer frisse wangen - Horatius, Oden IV, 10, 7-8).

Zeldzaam is het leven dat tot de in de privé-sfeer beheerst blijft.
Aan de grote maskerade deelnemen en op het toneel een eerzaam personage spelen, dat kan iedereen, maar om je ook van binnen, in je hart, waar alles vrijstaat, waar alles verborgen is, aan regels te houden, daarop komt het haan.
De volgende stap is om dit in je huis te doen in je dagelijkse doen en laten, waarvoor je aan niemand verantwoording hoeft af te leggen; waar geen ambitie en kunstmatigheid heerst.

Daarom zegt Bias, wanner hij het ideale familieleven beschrijft, dat het er één is waarvan “de meester binnenshuis net zo is als buitenshuis, waar hij ontzag heeft voor de wet en wat de mensen zeggen”.
En het was een waardig antwoord dat Julius Drusus aan de arbeiders gaf die hem aanboden voor drieduizend daalders zijn huis zó te verbouwen, dat zijn buren niet langer naar binnen konden kijken, zoals het geval was:
“Ik zal jullie er zesduizend geven”, zei hij “maar maak het zo dat iedereen van alle kanten naar binnen kan kijken’.

Men spreekt van met eerbied over de gewoonte van Agesilaus om bij zijn reizen zijn intrek te nemen in tempels, opdat het volk en de goden zelf konden zien wat hij in zijn privé-leven allemaal; deed.
Iemand kan in de ogen van de wereld een wonder zijn, terwijl zijn vrouw en zijn kamerdienaar nooit iets opmerkelijks gezien hebben. Weinigen zijn door hun huisgenoten bewonderd.. (Montaigne blz. 951)


UIT MONTAIGNE “OVER DE KUNST VAN HET GESPREK”:
Neque enim disputari sine reprehensione potest.
(Want het is niet mogelijk te discussiëren zonder tegen te spreken - Cicero, De finibus, I, 8)

Wanner men tegen mij ingaat, wordt niet mijn toorn maar mijn aandacht gewekt. Iemand die mij tegenspreekt kom ik juist tegemoet: ik leer van hem. De zaak van de waarheid zou de gemeenschappelijke zaak van beiden moeten zijn.
Wat zal de zijn antwoord zijn? Heftige gevoelens van woede hebben zijn oordeelsvorming al lamgeslagen. De opgewonden heid nam er eerder bezit van dan de rede. Het zou nuttig zijn weddenschappen op de aflop van onze discussies aan te gaan, zodat er tastbare bewijzen van onze nederlagen zouden zijn die we konden bijhouden, en mijn knecht tegen me kon zeggen:
“Het heeft i vorig jaar honderd daalder gekost, die twintig maal dat u niets wist en toch koppig volhield.”
Ik verwelkom en koester de waarheid, in welke handen ik haar ook vind. Met vreugde geef ik me aan haar gewonnen en reik haar mijn wapens zodra ik haar in de verte zie naderen. (blz. 1090)

Fragmenten uit Montaigne – Essays, Boom 2001, vert. F. de Graaff, derde druk

Schrijver: montaigne
Inzender: Jos Zuijderwijk, 20 juni 2005


Geplaatst in de categorie: filosofie

3.0 met 2 stemmen 817



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)