Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Doornloosje (3)

De dertiende fee bulderde en krulde over de vloer omdat haar wrok eindelijk was opgediend, als een gistende, dampende soep. Ze was na het schavot gedumpt in de goot onder kwijldraden, met vegen van roet en klef van het droog zweet. Nu kon ze eindelijk de rekening vereffenen. Een donder rolde over de speelwei en de menigte week uiteen, in blinde verwarring. Haar vloek ging nu in. Blauwe regen en wilde wingerd overwoekerden de gevels als een ondoordringbare mantel. Maar er gingen geruchten rond over de noodlottige, verterende pracht van Doornloosje, hoe zij daar zo op de ruwe beton lag te slapen en hoe het haar doorgroeide en als een waaier rond haar lag uitgespreid. De ratten kwamen hooguit nieuwsgierig aan haar oorlelletjes snuffelen. Maar de snorharen die haar hals kriebelden konden haar niet wekken. Geen atoombom kon haar wekken. Iedereen sliep, zoals de kok bijvoorbeeld die net zijn knecht had betrapt in de wijnkelder tastend onder de rok van de giechelende huismeid. Ze stolden in hun houding. Met machetes en kettingzagen kwamen vermetele ridders, aangemeerde piraten, maar ook snuivende gedrochten, om de torenkamer te bevrijden. De tijd had zijn tanden nog niet in haar huid gezet, alsof zij onder een glazen stolp sliep die alle maden weerde en haar maagdelijk vlees bewaarde. Toen kroop Blubber, de vadsige pad, de behekste schildknaap, door de wirwar van takken, twijgen, doornen. Hij glibberde er door alhoewel er een adder op de loer lag. Maar de adder walgde van Blubber die stonk uit al zijn wratten en kroop door een barst weg. Blubber had die dag wel zeven bromvliegen verslonden en sleepte zich kreunend de trap op. Hij volgde het geurspoor, haar adem van jasmijn, die vloekte met zijn stank, een mengsel van etter en gas. Maar Blubber ging door en kroop en kroop. Daar lag ze weerloos te wachten op haar wrede verlosser. Nog mooier was ze dan de vruchten van zijn zieke verbeelding. “Dat ik dat nog moet meemaken” kwaakte de pad en rispte een onverteerde bromvliegvleugel op. De welving van haar borst, de helling van haar Venusheuvel maakten de klim nog zwaarder, maar Blubber ging door en zijn tong glipte langs haar lippen binnen en vond haar verlamde weke mondholte. Tot daar binnen iets bewoog. Hij zag dat haar wimpers trilden. Hij voelde dat hij uit zijn lelijke beknelling barstte als uit een cocon. Haar wimpers streken langs zijn gave wang. “Doornloosje” onderging het.

Schrijver: Wim Veen, 27 juni 2005


Geplaatst in de categorie: humor

2.3 met 3 stemmen 868



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)