Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De kinderhand en het snoepje.

In mijn jeugdjaren waren er niet zoveel momenten om van te snoepen. Dit bedoel ik letterlijk, want een lekkernij krijgen was er niet vaak bij. Toch was er in die tijd één constante die ik niet vergeten kan. Het was een weerkerend patroon, dagelijks. Ik bezie het nu als de periode waar mijn verleiding hardgrondig op de proef werd gesteld. Ik denk zelfs dat het mijn leven voor een groot stuk beïnvloedde en mij hielp om te vormen tot wat ik geworden ben.

Men noemde de zaak ‘Het Lekkerbekje’. Die was gelegen op de hoek van het stationsplein met twee piepkleine etalages. Het leek onnoemelijk klein, maar wat er voor lekkers achter deze raampjes tentoon lag, bracht mijn en menig kinderhart vaak aan het dromen. Met onze neus plakten we elke morgen tegen de vierkante raampjes. Een gebeuren dat we na schooltijd nog eens uitgebreid herhaalden. Het deed ons gewoon watertanden!
De zoetigheden waren er in alle kleuren, pottenvol. Likstokken van groter naar grootst, maar het lekkerst leken mij steevast de ‘zwarte ratten’ zoals wij ze pleegden te noemen.
Rode neuzen, boterspekken, zwarte rekkers….Het lag er allemaal. We konden het haast proeven, aanraken. Zo dichtbij leek het ons maar het bleef bij starend verlangen.

Als er klanten binnengingen, meestal de betere klasse in fijn geklede kostuums of dure gewaden, lagen we op vinkenloer tot ze weer buitenkwamen. Steevast hoopten wij dan, dat er toch eentje gemoedelijk zou zijn om ons een stukje van die heerlijkheden toe te stoppen. Er per ongeluk enkele op de stoep zou laten vallen. Of ja, er eentje zou uitspuwen die hij of zij toch niet zo lekker vond. Soms achtervolgden we ze wel een eindje!
Maar het bleef bij hopen. Niet eentje kwam er in de goot, laat staan in onze mond terecht. Dus lieten onze kwijltongen dagelijks hun sporen op het gepoetste vitrineglas achter, tot ergernis van de bejaarde vrouw die het winkeltje openhield.
De keren dat ze naar buiten kwam geschoffeld om ons weg te jagen, waren talrijk. De momenten dat ze één van ons ook daadwerkelijk te pakken kreeg, zeldzaam. Toch zal ik dat ene moment op een vrijdag na schooltijd, nooit vergeten.

Die dag was ik alleen op weg naar huis. Een beetje beteuterd omdat mijn moeder mij die morgen in een ‘nieuwe outfit’ had gestoken. Ze had van de buren een afdankertje gekregen. Een donkerblauwe jas met knopen zo groot als paardenogen. Aartslelijk vond ik die. Toch stuurde ze mij in tranen naar school met de uitdrukkelijke eis de jas dichtgeknoopt te houden. Ik moest maar eens verkouden worden. Het zou mijn beste keer niet zijn!
Op school was ik die dag natuurlijk het middelpunt van de belangstelling. Nog voor de eerste speelpauze was ik al één van die monsterknopen kwijt. Ik was blijven haperen aan mijn lessenaar en het kleinood vloog de klas rond. Het tumult dat erop volgde, zorgde ervoor dat ik die dag moest nablijven. Mijn juf was van mening dat ik aandacht wou trekken, zodat ik als bijkomende straf die jas een hele dag moest aanhouden. Het spotten was niet van de lucht en ik vertolkte de hoofdrol.
Tijdens het nablijven, moest ik tot overmaat van ramp ook nog eens honderd maal ‘ik mag niet met knopen gooien’ neerpennen. Ik baalde die dag, het was één van de ergste in mijn jeugdig bestaan en de tranen vloeiden dan ook rijkelijk toen ik mij een uur later huiswaarts begaf.
Ondanks het rotgevoel, besloot ik toch nog eventjes binnen te gluren bij ‘Het Lekkerbekje’. Mijn straf thuis kon ik toch niet meer ontlopen.

Er stond niemand meer, zo kon ik rustig alleen tegen het raampje aankwijlen en even vergeten wat ik vandaag moest ondergaan. Tot ik opeens die schorre stem en een kille hand in mijn hals voelde. ‘Nu heb ik je te pakken, rotjoch.’ Ze trok aan mijn jas, zodanig, dat één van de overblijvende knopen er met een ruk vanaf vloog. Hij viel op de grond, rolde heel even om dan te verdwijnen in het rioolputje aan mijn voeten. Beteuterd als ik was, kon ik niets anders stamelen dan ‘O nee, niet weer’! Het vrouwtje schrok toen ze al dat verdriet zag en vroeg of ik mij wel goed voelde. ‘Mijn knopen, stamelde ik, ik heb er nog maar ééntje over! Moeder vilt me levend,’ en nu braken de waterlanders echt door.

Het vrouwtje zag het nu ook, en zei met heel wat zachtere stem dat ik even mee naar binnen mocht. Ze plaatste mij op een stoel en wat later hoorde ik haar rommelen in één van de talrijk aanwezige kastjes in het winkeltje. ‘Ik kom er zo aan,’ riep ze en goed tien minuten later was zij bezig twee nieuwe knopen aan te naaien. Haast identiek aan diegene die ik die dag was kwijtgeraakt.

Ik kon alweer een beetje glimlachen, en dit werd enkel nog beter toen ze even later ook nog eens een snoepje in mijn kinderhand legde.

Schrijver: danny cant., 21 september 2005


Geplaatst in de categorie: kinderen

3.0 met 5 stemmen 961



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)