Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Wesp

Wij kwamen in het door de zomer geteisterde bungalowpark. De hitte deed het bos veranderen in een paradijs voor kruipend en vliegend ongedierte. Vooral mijn lievelingsdier de wesp was uitermate goed vertegenwoordigd. Wij waren koud in onze bungalow, vroeger heette zo'n schraal stukje bouwwerk nog gewoon huisje, of mijn geel en zwart gestreepte vrienden vlogen mij blijmoedig tegemoet. Ze betuigden hun liefde voor mij nogal overvloedig. Zelfs bij het drinken van een biertje nestelden ze zich tevreden in mijn glas. Zoemend van genot dronken ze het pintje leeg. Daar ik een ware natuurkenner ben, en weet dat overvloed schaadt, sloeg ik er iedere dag zo'n dertig naar het wespenwalhalla. Dat mocht de pret echter niet drukken, ze bleven ons beminnen, dat blijkt uit het feit dat er iedere dag meer beestjes ons krotje als ideale aanvliegroute beschouwden. En 's nachts als de streepjes heerlijk in hun nestjes sliepen, bestudeerde ik vanuit mijn bed het leven van de mug, de tor, de oorwurm en enkele glimmende kruipertjes waarvan ik niet wist dat zij bestonden. Een leerzame vakantie dus. Voor dag en dauw trapte ik mij de volgende ochtend door de dennenappels in onze pittoresk gelegen voortuin. Ik genoot van de mist die als een deken over het bos was neergedaald. De stilte van de natuur was zo sereen dat de rillingen mij over de rug liepen. Ik keek naar de met dauw overdekte maïsvelden. Plots zag ik een reuzenwesp. Dit beest overtrof mijn stoutste dromen, zeker één meter vijfentachtig. Ik spoedde mij naar binnen om mijn bril te halen. Luttele ogenblikken later stond ik, met het hart in mijn keel, weer in de mistige voortuin. De natuur kan soms snel omslaan. Zodra ik de bril opzette, verdween de mist als sneeuw voor de zon. Ik spiedde het bospad af. Mijn God, dacht ik, wat een joekel van een wesp. Ik sloop door het woud om het insect te bestuderen. Ik naderde hem nu tot op de meter en ineens zag ik dat ik in het geheel niet met een insect maar met een man in wespentrui van doen had. Teleurgesteld droop ik af. Dezelfde middag nog, terwijl ik omgeven was door enkele tientallen geelzwarte rakkertjes, zag ik hem weer. Nou ja, zien is het woord niet. Ik herkende zijn trui. Hij zat op een fiets die bevolkt werd door een schare aan kinderen. Op de stang, op het stuur en de bagagedrager. Schreeuwend en kirrend, gillend, plukkend en trekkend baande de fiets, met opstal, zich een weg door het kreunende woud. Wat een vader dacht ik, die doet iets met zijn kinderen. Ik keek naar mijn eigen schaapjes. Ze zaten stil in een hoekje. Het valt voor hen niet mee een vader te hebben die zich op elk terrein wil bekwamen. Hij heeft weinig tijd voor ze. Tranen biggelden over mijn gelaat. De wesp had mij de ogen geopend, ik deed mijn kinderen tekort. Ik stelde de jongens voor om naar de speeltuin te gaan. 'Speeltuin, wat is dat papa', zei de oudste. 'Net zoiets als een boek lezen, maar dan echt', antwoordde ik hem. Dat vond hij wel wat. Discussiërend over de zin van het bestaan liepen wij naar de speelplaats. Eenmaal aangekomen rende mijn kroost direct naar de glijbaan om de speelbaarheid ervan uit te testen. Ik ging op een bankje onder het lover zitten en genoot van mijn welverdiende vakantierust. Daar was de drukke fiets weer. Kreunend kwam het vehikel tot stilstand. Enkele tientallen kinderen sprongen eraf en veroverden in een luttel moment de speeltuin. De wesp deed hieraan maar al te graag mee. Gillend van genot gleed hij met zijn zonen van de glijbaan. Ach, wat een vader ben ik eigenlijk, dacht ik. Terwijl zo'n wesp vaderlijke dingen doet, zit ik hier onder het verkwikkende lover. Mijn kinderen moeten de steun van een vader ontberen, terwijl zijn kinderen de vreugd ervan ontdekken... Alleen het dochtertje van pa wesp durfde niet zo erg. De wesp riep vanaf een hoge toren: 'Fleurtje, kom je ook' Het meisje zette een voetje op het bouwwerk maar haalde het schielijk weg, bang als zij was het op te moeten klimmen. De wesp bewoog zich als een aap over het rasterwerk van het kolossale bouwsel. En passent plukte hij Fleurtje van de grond en verdween met haar in het bouwwerk. Hij zette Fleurtje, koud drie jaar, voor de glijbaan. 'En nu naar beneden, niet zo kinderachtig', schreeuwde hij. Fleurtje die uiteraard, hoe kan het ook anders, wel kinderachtig deed, zette een keel op die de speeltuin op haar grondvesten deed schudden. De wesp zette haar op zijn nek en gleed met haar van de glijbaan. Fleurtje huilde zoals ze nog nooit gehuild had. Juist toen hij met haar een vervaarlijk uitziende toren wilde beklimmen kwam er een interventie van zijn zoons die een potje wilden voetballen. Gretig deed hij mee, zijn Fleurtje alleen latend. Fleurtje nam plaats in een klein kinderachtig draaimolentje en vermaakte zich kostelijk.
Een aantal dagen later zag ik de wesp voor zijn tent staan. Aan zijn achterwerk kleefden een aantal dorre bladeren. De streeptrui was zo vuil dat je er soep van kon koken. Fleurtje huilde. Zijn jongens brulden dat het een lieve lust was. Wat is het toch fijn een wesp te zijn, dacht ik.

Schrijver: ger van veen, 14 juni 2006


Geplaatst in de categorie: vakantie

3.0 met 1 stemmen 578



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)