Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Pelle lacht licht

Vlak voor hij tevoorschijn floepte, was de zon over de daken van de huizen aan de overkant gekropen om de spot op het spektakel te zetten.
‘Je hoeft niet te wachten op de volgende wee,’ zei Tanja, de verloskundige, tegen mijn vrouw, ‘je perst hem er nu gewoon op je adem uit.’
Selma perste en een paar tellen later lag Pelle volmaakt op haar buik en keek mij aan, terwijl alles in de slaapkamer in een gouden licht baadde. Ik huilde de ogen uit mijn hoofd.

Negen maanden voordien. We zijn op de terugweg uit Noorwegen, waar Selma’s vader woont en waar wij het nieuwe jaar hebben ingeluid. Op de heenweg hebben Selma, Eva en ik doodsangsten uitgestaan, terwijl Sjoerd sliep. We hadden de laatste boot van Frederickstad naar Göteborg genomen en voeren tussen ijsschotsen door. Er waren nog 400 kilometer te gaan naar Oslo, maar dat waren er psychologisch, als we de verhalen moesten geloven, meer, veel meer. De temperatuur bedroeg 20 graden onder nul, alles was met een dikke laag sneeuw bedekt en we konden geen hotel vinden, terwijl het donkerder en donkerder werd. Doorlopend schoten mij Scandinavische romantitels te binnen. ‘Eeuwig zingen de wouden’, ‘eeuwig is de nacht’. Mijn gezin balanceerde op het randje van die eeuwigheid. Tanken bij dat ene verlaten tankstation dat we nog tegenkwamen, was onmogelijk. De pinautomaten werkten niet meer en de slangen waren stijf bevroren. We hadden nog voor vijftig, hooguit zestig kilometer dieselolie, schatte ik. En dan? Bij 20 onder nul vries je zelfs in een auto dood. Om een lang verhaal kort te maken, klokslag half drie ’s nachts vonden we een motel dat open was. Na alle duisternis verscheen een oase van licht. ‘God bestaat,’ mompelde ik, zo dankbaar was ik. Onze kamer telde twee eenpersoonsbedden. Sjoerd en Eva deelden er een. In het andere bedreven Selma en ik de liefde alsof het de laatste keer was voor we uitgeput in slaap vielen.

Twee weken later is Selma over tijd. We naderen Hamburg en bespreken de kwestie, Sjoerd en Eva diep in slaap op de achterbank. De auto is vol genoeg zo, we hebben geen behoefte aan gezinsuitbreiding.
‘Toch is het gek,’ zegt Selma. ‘Zonder Sjoerd en Eva kunnen we ons het leven toch ook niet meer voorstellen? Stel, dat we hier over tien jaar weer rijden en Suze is er nooit geweest.’
‘Suze?’ vraag ik, ofschoon ik weet dat een eventuele dochter die naam zou dragen. Dat is al zo, sinds we Robin en Knor aan Eva voorlazen en alledrie genoten. Robins zusje heet zo, vandaar.
‘Nou ja, als het een meisje wordt dan.’
Ik kijk voor me. De lijnen van de Autobahn lopen taps toe naar de horizon, waarop een oranje stolp rust. Ik moet denken aan de magie van die donkere nacht in Zweden, aan hoe we samen in de rats zaten.
‘Weet je,’ zeg ik, ‘als je zwanger bent, dan wil er iemand geboren worden. Misschien klink ik nu heel conservatief, maar ik geloof heilig dat het niet aan mij is om die mens tegen te houden. Ik ben trouwens heel benieuwd wie het is.’

En zo werd het pleit beslecht en mocht Pelle op de wereld komen. Hij moest wel Pelle heten, want hij dankt zijn leven aan een Scandinavisch avontuur. En hij is een veroveraar. Het was niet de bedoeling dat hij kwam, maar hij is er.
Pelle is nu zes weken oud. Hij kan in een oogwenk van een wolk van een baby in een oud mannetje veranderen, vlak voor hij het op een krijsen zet. Maar gelukkig is hij doorgaans tevreden. Hij is steeds vaker wakker en lijkt voor zich uit te staren. Aanvankelijk richtten zijn blauwe poppenogen zich op ieder scheivlak tussen licht en donker. Als ik hem droeg, keek hij eindeloos naar mijn haren en het plafond, alsof daar de oplossing sluimerde voor het dilemma, waarmee hij, gezien de diepe frons in zijn voorhoofd, worstelde. Maar sinds een paar dagen is het anders. Nog steeds is hij mateloos geboeid door contrasten. Minutenlang kan hij met open mond naar een lamp turen of naar buiten, waar de bladeren iedere dag een beetje bruiner worden. Maar tussendoor gebeurt soms net zo’n wonder als in Zweden. Pelle kijkt me aan, spert zijn ogen nog ietsje wijder open en zijn mondhoeken trekken omhoog, de rechter nog hoger dan de linker. Pelle lacht. Hij lacht met zijn lippen, hij lacht met zijn tandenloze mond. Pelle lacht met zijn stem. ‘Urre…’ Hij zucht het bijna. En Pelle lacht met zijn ogen, waarin ik de herfstzon weerspiegeld zie, als een eilandje van licht in een diepblauwe zee.

Schrijver: Ep Meijer, 14 november 2006


Geplaatst in de categorie: familie

1.8 met 5 stemmen 791



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)