Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Sterren

Ik kijk met Woemi naar de sterren. Het kan. Vanmiddag zag het er even somber uit. Ze was een lens kwijt en dacht die ie nog ergens in haar oog zat. Minutenlang pijnigde ik haar en onderzocht haar oog. Niks natuurlijk, gewoon kwijt. Gelukkig had ze nog een reservepaar bij zich.

Zo begint het. Ik raak in de achterhoede verzeild, laat Pierre en de zijnen vooruit stuiven en raak met haar aan de praat. Ze studeert sterrenkunde, en de hemel is haar passie. Ze heeft een weekje stage mogen lopen in La Palma. Het voorlopige hoogtepunt uit haar leven. Voordat ik het weet word ik met een stortvloed van feiten platgebombardeerd.
‘De grootse telescoop ter wereld staat daar, met een diameter van 10,4 meter’ meldt ze enthousiast.

Is dat groot? Het zal wel.Ik heb geen flauw benul. Ik weet toevallig dat het een mooi eiland is en dat je er heerlijk kan wandelen. Hier is het geen heerlijk wandelen, hier is het gewoon domweg afzien.

Maar als de tentjes staan en gepruts met de benzinebranders en de afwas in het beekje achter de rug is komt het genieten. Ik biets een sigaret bij Pierre en kijk rokend hoe de zon ondergaat vanaf mijn eigen heuvel. Zo is het toch vakantie.
En als het donker geworden is, is er wijn, meegezeuld vanuit het dal, er zijn die honderden, duizenden sterren die fascineren, je klein maken, maar ook gelukkig. Het is aardedonker en je hebt het gevoel dat je ze hier allemaal zien kunt.
‘Hoeveel kunnen we er eigenlijk zien?’ vraag ik Woemi.
‘Vijfduizend kunnen we er zien met het blote oog. Met Google kan je straks 100 miljoen sterren en zo’n 200 miljoen sterrenstelsels bekijken.’
‘Daar ben je wel een poosje zoet mee’ zeg ik wijs.
Woemi lacht. Ondanks haar drieëntwintig jaren is ze al heel wijs. En ze vertelt me over de oneindigheid en de oersoep, en over al die massa die er wel moet zijn maar niet is, en wegschiet door zwarte gaten. Op weg, waar naar toe?

Ik vind dat God erbij moet. Laat hem maar in de oersoep zitten, of ergens achter die zwarte gaten, al die massa opvangend, als een jongleur met zijn ballen ermee spelend. Een heelal zonder hem vind ik wat kaal en leeg, net zo nutteloos als mijn Peugeot zonder zijn bestuurder.
Woemi moet er niets van hebben. Ze is een echte bèta. Voor haar bestaan alleen cijfers en getallen, de harde feiten, de naakte waarheid. Geen God, geen dromen, zo simpel is het.

Het is te kort door de bocht. Woemi droomt ook.
‘Een nieuwe ster ontdekken, iets vinden over de oersoep, dat is ook een droom’. En ze lacht weer. De heerlijke nuchterheid, de vrolijke lach, ja ze kan alleen maar Woemi zijn.

De nacht, dat is haar domein. Het lijkt wel of ze dan pas echt tot leven komt. De dagen vallen haar zwaar, te zwaar soms. Het valt ook niet mee, met je hele hebben en houwen in de bergen lopen. Vijftien tot achttien kilo op je nek en sjouwen maar. Je in het zweet des aanschijns een weg omhoog ploeteren.
Pierre legt ons een moordend tempo op. Ik probeer te volgen, wil natuurlijk niet onderdoen.
Woemi niet. Die stapt gedecideerd in haar eigen tempo onverdroten voort. Als ik uitgeteld maar voldaan in het kielzog van Pierre boven kom kunnen we nog minstens een uur op haar wachten. Ze laat zich er niet door van de wijs brengen.
‘Het is geen wedstrijd’ zegt ze, en neemt het er ook even van.
‘Nee, maar is het ook geen vakantie, maar een wandelreis’ zegt Pierre. Hij is zichtbaar geïrriteerd. Ze laat de groep rustig nog een poosje wachten. Eerst nog even genieten. Na vandaag begrijp ik het beter. Jammer dat het zo donker is en ik haar mooie ogen niet zien kan.

Voordat ik aan deze reis begon dacht ik dat Woemi dood was. Nee, ik wist het wel zeker. En nu zit ik hier met haar op een koude berghelling en hoor ik haar praten. Ze is jong, jonger dan ik haar ooit eerder gekend heb, en doet een reis die de echte Woemi nooit van haar levensdagen geboekt zou hebben. Alles van Napoleon en de Groote Oorlog is ze allang alweer vergeten. Nu is het de ruimte die haar boeit.

Mij duizelt het. Zoveel sterren, zoveel kennis opgeslagen in een hoofd. Of duizelt het me omdat ik net een bekertje wijn teveel gedronken heb?
Oneindigheid, wat is dat eigenlijk, alles heeft toch een einde en een begin? Of niet? Woemi is oneindig, leeft maar voort, verjongt zich haast ongemerkt, verandert, maar blijft toch steeds dezelfde.
Als ze me het laatste slokje wijn inschenkt komt ze even heel dichtbij met haar gezicht. Vergis ik me, of houdt ze haar hoofd een beetje scheef? Nu weet ik zeker dat het Woemi is.
‘Heb je niet al een beetje teveel gehad?’ lacht ze weer.
‘Anders jij niet. Je wil zeker alles hebben’.
Ze doet een halfslachtige poging mijn beker uit mijn hand te trekken. Even raken haar handen de mijne, strelen ze bijna mijn arm. Even, heel licht maar, verderlicht. Ik lijk verdomme wel verliefd.

Schrijver: jorrit, 31 augustus 2007


Geplaatst in de categorie: liefde

3.9 met 15 stemmen 948



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)