Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Cokes in Voorraad 3/4

Naast de garage was achter het huis eerst een terras en dan een grasveldje. Het terras bestond voor de helft uit een groot vlak van beton, dat aan het huis vast leek te zitten, de andere helft bestond uit betonnen platen van 50 cm bij een meter, die los lagen. Ze waren loodzwaar, maar heel af en toe moesten we ze optillen van mijn vader want de ruimte eronder was de laatste en definitieve opslag voor de oude fietsen die hij kennelijk nog niet echt weg kon gooien.
In de hoek van het grasveld stond peterselie, waarvan mijn moeder soms wat afknipte voor in de soep. Tegen de garage stond een windscherm met daarachter wilde rozen en nog een plekje om te zitten.

Achterin de tuin stonden een gouden regen, rododendrons en rabarber, die rood gekleurd op ons bord kwam. Daarnaast het schuurtje, waarin de kolen opgeslagen lagen. Jarenlang moesten we in de vroege, koude ochtend eerst naar het schuurtje om kolen te halen. Mijn moeder zat dan op haar knieën met de pook in haar handen voor de kachel om het vuur weer op te rakelen. Later, in de laatste jaren voor zijn dood, hield mijn vader duiven in het schuurtje, die hij vanuit Frankrijk naar huis liet vliegen. Ook de grasmaaimachine stond in het schuurtje en ik heb het altijd leuk gevonden om het gras te maaien en mooie rechte banen te trekken, al ging ik vaak slordig over de donkerroze stenen die van de garage naar het schuurtje leidden, waardoor de bladen snel bot werden, maar het lag niet in mijn aard om voorzichtig met de dingen om te gaan.

In de voortuin lagen behoorlijk grote rotsblokken. Wij noemden het tenminste rotsblokken, een rotstuintje, zeiden we, maar op momenten dat ik alleen in de tuin was en de stenen nauwkeurig bestudeerde, zag ik dat het een soort vulkanisch gesteente was, met grote luchtbellen erin. Waren het lavabrokken? Ze waren zo’n veertig centimeter groot, onregelmatig van vorm en loodzwaar. En je kon je benen er zeer pijnlijk aan openhalen.

Mijn moeder interesseerde zich meer voor het groen. Uit het niets kweekte zij de mooiste bloeiende planten, zoals het roze klavertje dat zij jaar in jaar uit in bloei kreeg. Soms gaf zij er wel eens een stekje van weg, maar de ontvanger had er nooit meer dan een jaar plezier van.
Als iemand dan het volgende jaar weer een stekje durfde te vragen, gaf ze het wel maar eigenlijk vond ze dat maar niks omdat zij er ook heel veel moeite voor moest doen om ze te laten overwinteren. Zonder mijn moeder geen bloeiende klavertjes.

Niemand van de kinderen had een sleutel van het huis. Dat was ook niet nodig, want er was altijd iemand thuis en bovendien gingen we altijd via de keukendeur naar binnen. Die was altijd open. Er zat wel een haakje op maar dat was met een flinke ruk wel stuk te trekken, wat niemand in al die jaren ooit gedaan heeft. Zelden ging de keukendeur echt op slot. Dat was alleen als we voor langere tijd weggingen, wat nauwelijks voorkwam.

Alleen op zondag, als we met z’n allen naar de kerk gingen, was er echt niemand thuis, maar ook dan bleef de keukendeur altijd open. De keuken was smal, maar erg modern voor die tijd. Er zaten twee aanrechten in.
Een gewoon aanrecht, met twee spoelbakken en daaronder een kastje met een automatische prullenbak. Daarboven kastjes met daaronder plastic bakjes, waar in het begin van alles in zat, maar die in de loop der jaren in verval raakten.
Tegenover het gewone aanrecht was een blauw werkblad. Het blauwe aanrecht noemden wij dat. Dat was heel bijzonder en modern. Er zaten twee grote kleppen in die je naar boven kon klappen. Rechts stond dan de broodsnijmachine en links de mixer.
Naast dit blauwe aanrecht stond een grote ijskast, die op gas werkte. Boven het blauwe aanrecht zat een doorgeefkastje. Een muurkast met drie deurtjes in de keuken en drie deurtjes in de achterkamer. Hier stond al het servies voor dagelijks gebruik.

Het zondagse servies stond in de kast in de voorkamer. Wij gebruikten dit inderdaad alleen op zondag. Naast het gewone aanrecht stond het gasfornuis met daarnaast in latere jaren nog een klein gaskacheltje. Vanuit de keuken kom je in de gang met een mooie granieten vloer - wit met een zwarte rand. In de slechtste jaren lagen er goedkope, grauwe, okeren tapijttegels op deze prachtige granieten vloer.
Later werden de vloertegels weer verwijderd – of is dat alleen in mijn hoopvolle verbeelding het geval geweest? Ik weet het niet meer.
Boven de deuren in de gang zaten glas-in-lood-raampjes, die vaak sneuvelden als ik in mijn woede de deur te hard dicht sloeg. Dat weet ik nog wel.

Op zolder had ik een kamertje. Een klein kamertje zonder raam naar buiten. Wel was er een raam tussen mijn kamer en de kamer van mijn broer, die eerst onze gezamenlijke slaapkamer was geweest. Toen mijn broer en ik teveel ruzie kregen verhuisde ik naar het kleine kamertje en hing mijn broer een gordijn voor het tussenraam, wat ik heel spannend vond, want zo kon ik er stiekem door gluren.

Mijn kamer was niet bedoeld als slaapkamer. Mijn vader had bedacht dat we daar interessante proefjes konden doen geloof ik. Er was een klein fonteintje en een gaskraan. Een gaskraan! Ik zou er zonder problemen zelfmoord kunnen plegen. Ik heb de kraan een paar keer open gedraaid en luisterde dan naar het beangstigende gesis, totdat de geur te sterk werd en ik de kraan weer dichtdraaide en breeduit met mijn armen ging zwaaien om de geur te verdrijven voordat er iemand bovenkwam.

Maar ik kon er in ieder geval wel rustig slapen. Met veel vindingrijkheid had mijn vader een bed gemaakt dat precies paste tussen de kraan en het fonteintje. Ook de gaskraan zat nu onder mijn bed, waardoor ik hem weinig zag en op den duur vergat. De schuine muur had ik volgeplakt met posters uit Popfoto en Muziek Expres en aan de deur hing een keurige kalender. Op de achterkant van de kalender had ik een foto van een bloot meisje geplakt. Als ik mij eenzaam voelde draaide ik de kalender om en keek ik naar de ogen van het meisje - en dan naar haar borsten en het kleine toefje schaamhaar. Dan draaide ik haar weer om. Ze was niet eens zo heel erg mooi, maar foto’s van een mooier meisje had ik niet. En het maakte mij nog eenzamer te beseffen dat zij mij troostte zonder mij te kennen.

Schrijver: Ate Vegter, 13 april 2008


Geplaatst in de categorie: literatuur

3.0 met 4 stemmen 241



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)