Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De kleine man

Op de rand van mijn bed zat een heel klein mannetje.
‘Wat denk je van het leven?’ vroeg hij en lachte zoals alleen maar kleine mannetjes kunnen lachen. Toe maar, knikte hij aanmoedigend.
‘Ik vertel het niemand. Ik verzwijg alle geheimen zoals geen mens dat doet.’ Ik voelde een verlangen om tegen hem te praten. ‘Ik verwacht groot te worden, geleerd en geliefd te zijn. In een groot huis te wonen met veel dieren. Een zon die altijd schijnt en iedere nacht miljoenen sterren boven aan de hemel. Ik zou er altijd naar kijken’. ‘En eten en drinken waar haalde je dat vandaan. Je hebt je nog geen geld verwacht in het leven’.
'Mijn koe zou mij melk geven’ antwoordde ik. ‘En daarvan maakte ik kaas, karnemelk, boter en brood van. Het meel haalde ik uit het korenveld, groenten uit mijn tuin en fruit plukte ik van de bomen uit mijn boomgaard. Zo nu en dan slacht ik een van mijn kippen’.

Ik zag aan zijn kleine gezicht dat hij nog niet tevreden was. Hij keek me diep onderzoekend aan. ‘Zou je dan gelukkig zijn?’ vroeg hij. ’Ja ik geloof van wel’. ‘Wanneer je in de nacht alleen was tegen wie zou je praten.'
'Nee, ik ben niet alleen. Ik heb dan toch mijn hond, poes en sterren nog’.
‘Je kunt wel tot ze spreken maar ze geven geen antwoord. Er is niemand die tegen jou iets zegt. Iets liefs of iets aardigs. Iemand die ook zou zeggen dat je sterren mooi waren.
Nee schudde ik mijn hoofd. ‘Niemand hoeft mij te zeggen hoe mooi mijn sterren zijn’. Dat weet ik al.

Het mannetje vroeg: ‘Wil je met me meegaan? Dan wil ik jou een plaats laten zien’. We liepen het bos in en na uren lopen kwamen we bij een beeldschoon huis met veel dieren en alles wat ik wenste. ‘Hier mag je blijven’ zei het kleine mannetje. ‘Dit is voor jou alleen.
Wanneer je in nood zit zeg dan drie maal, Izezebel, Izezebel, je bent zo klein. Ik ben alleen en wil bij je zijn!’

Izezebel verdween voordat ik hem kon vragen waarheen hij ging en waarom hij weg moest gaan. Wat was het huis mooi. En de dieren zo lief. Hier zou ik niet alleen zijn. Jaren zorgde ik voor alles wat in en bij het huis hoorde. Op een dag kwam een jonge man voorbij. Hij was knap en vroeg of hij een week mocht blijven logeren. Het huis was groot genoeg. Ik sprak zoveel met hem dat ik niet in de gaten had dat ik in een week probeerde alles uit een paar jaar te vertellen. De jongeman vertrok en langzaam voelde ik een gemis.

Ik zocht naar iemand die antwoord gaf. Er kwam een oude grijze man voorbij. En voordat hij om onderdak vroeg had ik hem dat al aangeboden. Hij bleef graag. Hij had geen huis en tijd genoeg. Op een zekere dag vroeg de grijsaard: ‘ Wat verwacht je van het leven?’ Toe maar, knikte hij. ‘Vertel het maar, ik vertel het aan niemand. Ik verzwijg alles zoals de dieren doen’.
‘Ja’ zei ik, ‘Ik verwacht, ja ik verwachtte dit alles hier, en ben hier ook erg gelukkig. Maar ik zou misschien een vriend kunnen hebben, die zou meehelpen het land te verbouwen en met me zou eten. En ’s avonds zou zeggen dat de sterren zo mooi waren’. ‘Hij zei, ‘Je bent zo klein. Je mag niet eenzaam zijn’. Plotseling stond de grijsaard op en liep het bos in. Ik heb hem nooit meer teruggezien. Misschien is hij wel doodgegaan of vond hij een ander huis.

’s Avonds waren de sterren weer prachtig. Maar op een ster zag ik, nee, ik droomde, ja toch, Izezebel. Hij lachte, hij lachte me uit. Hij schaterde van plezier. Waarom? Hij leek eerst een vriend. Hij wees naar me en sloeg daarna zichzelf van pret op de knieeen. Ik voelde me ongelukkiger dan ooit. En toen herinnerde ik me zijn spreuk. Izezebel, Izezebel, je bent zo klein. Ik ben eenzaam wil je bij me zijn.
Langzaam verliet ik het bos en keek niet meer achterom.

1972

Schrijver: Yossoy, 18 juni 2008


Geplaatst in de categorie: overig

4.8 met 44 stemmen 543



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)