Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De adem van een gestorven banneling

Over de nadagen van Oscar Wilde ( 1854 - 1900 ) in en rond Hôtel d' Alsace.

Hoeveel prachtige beelden spookten niet door zijn erudiete hoofd, hoeveel ongeschreven wijsheden, poëtische kwinkslagen... De nadagen van een verbannen koning met een kroon van seringen en een scepter van glanzend ivoor... En 's nachts liep hij dronken langs de kaden van de brede Seine, het had geen zin om te springen, want het einde groeide reeds van binnen uit en daarbij, hij liet zich liever verslaan, dan zelf de wapens uit handen geven... Onder zijn lompen verborg hij de gouden ketenen, die hem verbonden met de houten nagels in de handen van Christus. Bij elke voetstap liet hij een engel achter. Er was een engel (Constance) die zijn hart verwarmde als geen ander. Soms, in droom, was hij terug bij zijn gezin, bestond er op aarde geen enkel denkbare gevangenis, was hij niet verscheurd door de kwijlende muil van een sadistisch Engeland. Was iedereen tolerant. Soms stond hij met zijn arm gesteund tegen de verweerde muur van de Notre Dame, peinzend over zijn wervelende, bruisende verleden, zijn hoofd schuddend over het waanzinnige verloop van zoveel verkapte waanzin, zo verdomd logisch allemaal. De dikke wangen overgaand in een nek met sterk opgezette klieren, de rode vlekken hier en daar in zijn nog altijd schitterende aangezicht, de onmenselijke pijn vastgezet in de spieren onder zijn transparante huid. Overal waar hij liep, hield hij zijn ogen toegeknepen om niet voortdurend te huilen als een verstoten kind in een desondanks barmhartige moederstad. Ja, Londen was een wrede moeder en Londen zat in zijn hersens gegrift. Parijs gaf hem toegang en een riant onderdak, de liefdevolle vrijheid... o, zijn tranen, hoe die te stelpen, hoe die te stelpen! Hij zat gevangen in de persweeën van het noodlottig slotakkoord, de laatste mokerslagen in zijn ondraaglijk zware karma, een verwilderde blik in een chaos van ontvoerde angsten, een versleten hersenklomp achter een weggeworpen maskerade, een willoos ronddolen als aangeschoten wild, het dunne bloed al druipend uit zijn meer dan vrouwelijke mond, een tragisch en gevaarlijk bloedspoor in en uit de Parijse cafés. Alle verbanden waren zoek en de angstwekkende tornado hield aan, het wegzinken in de verstilde diepten van een uitgestoten mensenziel. Het oude paard in hem haperde meer en meer, strompelde moedeloos voort, vermagerd, afgebeuld, gebroken op de meest vitale plekken. Een ijlende schim. Een Engelse mist in Frankrijk, uitdijend en vervluchtigend, messcherp en pijnigend. O, hoe zocht hij tevergeefs naar de dromerige zorgeloosheid van weleer, naar een glimp van mededogen, een helende druppel? In zijn grote hotelkamer droomde hij van Franse bedslaven, die hem minzaam vertroetelen, ongeremd en ongedwongen, die zijn brandmerken en schandvlekken kussen en verzachten. De wurgende tijd martelde hem. Hij sliep met zijn erotische droombeelden en hij was hun gevangene, maar wat had hij graag zijn dromen omgezet in een verbijsterende realiteit, verkwikkend en nieuw leven inpompend. De geile, manlijke teven bevolkten zijn bed, zijn lakens waren voortdurend vochtig van zijn zweet en zijn goddelijke sperma. Maar iedere ochtend werd het pikzwart voor zijn ogen en de rampen van de waanzin namen hals over kop toe, hij wist het, het moment van de vrije val genaakte, de totale verlatenheid, die de waardigheid verpulvert en die een mens maakt tot een gekooid dier, gekooid door een valse, bange omgeving, maar bovenal door de grimmige gevangenismuren in zijn ziel. Het zelfbesef kenterde faliekant. Zelfs de wanhoop gleed weg. Een grauwe bitterheid resteerde, de smaak van bedorven gember of rottende ingewanden. Hij was voorbij de lijn van zelfbehoud, waar de vervloekte destructie als een cycloon tekeer gaat, bovenmachtig aan de krampachtige inspanningen van de beroofde mens. Er zijn wegen en bedoelingen, die wij niet kennen. Die gaan voorbij alle inbeelding en alle goddelijke herkenningen, die wij niet noemen, niet aankunnen en daarom maar met rust laten. Na eeuwen van worstelende evolutie kennen wij slechts tipjes van de sluier van de Eeuwige Oerwijsheid. Veel is banale grootspraak, verpletterend boerenbedrog, regelrechte lariekoek en verbijsterende illusie. De geheimen van de Heilige Geest zullen in de verre toekomst groeien in geheimenis, slechts hier en daar opzienbarend ontsluierd zich vertonen. Vaak lonkt de fonkelende waarheid achter een façade van verval en wat de onbewuste volksmond zonde noemt. O, verdriet, waar zijn de trouwe vrienden van vroeger, zo joviaal aanhankelijk? Neem de onopgeloste raadsels van onvervulde zielen, de sporen van hun uitzichtloze leed is het kruis dat wij dragen, ook al schudden wij die pijn ( als botten in een doodskist ) het liefste van ons af, er is een verbondenheid, die verder reikt dan de vluchtige wereld van de zinnen. Hij kon niet terugkeren in de reidans van de geest, jij, oordeel niet wanneer je deze adembenemende verschrikking nooit aan den lijve hebt ondervonden, vervloekt is anders je kortzichtige oordeel! Hoe meer Oscar tussen de gewone mensen verbleef, hoe meer hij merkte en besefte dat hij anders was, iemand met een merkwaardige, uitzonderlijke perceptie en een hoogst verdrietige inborst, continu zichzelf verscheurend als een tijger met open wonden, gekluisterd. Namen zocht hij in de bomen van het grote park, gezichten in de schorsen, die even zouden lachen uit piëteit of als een blijk van gerechtvaardigde geruststelling. In zijn vochtige ogen staarden de moedige uilen vanuit hun trieste wolkenkrabbers. In de dikgedrukte voetsporen van Boeddha houdt hij mysterieuze houtmotieven voor de overblijfselen van Atlantis. Verleidelijke zeemeermannen bevolken de kruinen van de bomen die hij passeert, schaduwen van eerdere passanten. Onder zijn kristallen schedel horen wij de beukende lansen van verdwaalde eekhorens. Hij was een holle cirkel, zijn expressie duidde altijd op het hemelse. De schijn van de literatuur lag achter hem, compleet. In deze naamloze periode van afstotende armoede en extatische dronkenschap vond hij heel sterk, maar zeker onhoorbaar, zijn basale gebrokenheid terug en hij grijnsde zo hier en daar, gevallen in een strikt persoonlijke wijsheid over het merkwaardig innerlijke leven dat hem begeesterde.

Schrijver: Joanan Rutgers, 9 februari 2010


Geplaatst in de categorie: eenzaamheid

5.0 met 1 stemmen 128



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Gabriëla Mommers
Datum:
25 juni 2016
Voorgelezen door de schrijver:
www.youtube.com/watch?v=xnJYykzQLmk

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)