Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De oorlogsbunker

Even buiten Harderwijk ligt een bunker, in de oorlog zaten er boosaardige soldaten in, die er met hun machinegeweren de boel onder controle hielden. Het waren dikke mannen, die grove manieren en woorden gebruikten. Ze waren bikkelhard, net als hun bunker. Meestal waren ze dronken, sleurden Hollandse vrouwen mee hun roversnest in of ze schoten voor hun plezier op onschuldige vogels.
Gelukkig zijn die bewoners verdwenen. Het is nu 2010 en het is al een lange tijd vrede in Holland. Het is de tijd van de zomervakantie en de meeste mensen genieten van hun rust en hun vrijheid.

In een oud huis in de pittoreske binnenstad van Harderwijk luistert Karel Dorsvlegel naar zijn nieuwste CD van U2, hij houdt veel van popmuziek, hij kan niet meer zonder. Leren doet hij altijd met muziek op de achtergrond. Karel is vorige week tien jaar geworden en dat is een mooie leeftijd.
'Eindelijk twee getallen!', zei zijn vader, een stoere visboer. Karel is daar erg trots op, hij begint er al echt bij te horen, nee, een kleintje is hij allang niet meer. Maar eerlijk gezegd voelt hij zich nergens bij horen, niet bij zijn ouders, niet bij zijn broers, en niet bij zijn weinige vrienden. Het ligt niet aan zijn uiterlijk, want hij heeft stralende lichtblauwe ogen en blond golvend haar, een smetteloos gebit en een opvallend daadkrachtige kin. Het is meer een gevoelskwestie, hij heeft niet geleerd zijn gevoelens te delen met andere mensen. Hij is een eenzaam kereltje geworden, al lijkt hij nog zo levenslustig. De muziek van U2 troost hem en doet hem zijn pijn vergeten.
Zijn ouders zijn drukke mensen, zijn vader heeft het druk met zijn vishandel, zijn lust en zijn leven, altijd op jacht naar verbetering van zijn visgerechten. Zijn moeder werkt in een dure kledingzaak in Amersfoort.
Verder moet je weten dat Karel veel fantasie heeft en dat hij erg mooi kan tekenen. Als ouders niet echt van hun kinderen houden, dan zullen ze zich ook nooit inleven in hun kinderen, dan zal de innerlijke wereld van het kind gedoemd zijn om een eenzame weg te gaan. Hij bevindt zich in deze tragiek, hij voelt zich koud van binnen, koud als in een bunker. Wat de volwassenen, de zogenaamde grote mensen, psychologie noemen is niets anders dan een bezoedeling van de waarheid, wij weten wel beter, ongelukkige kinderen bestaan nu eenmaal.

Diezelfde dag heeft Karel een afspraak met twee schoolvrienden, ze hebben afgesproken bij de bibliotheek. Hij heeft zijn shirt Brigitte Bardot erop aan en een strakke spijkerbroek siert zijn onderlichaam. Fluitend fietst hij door de stad. Bij de bibliotheek ziet hij nog niemand van zijn vrienden, 'maar ze zullen zo wel komen', denkt hij. Het is druk in de stad, net als bij de mieren, die komen ook bij zonnig weer meer in beweging. Een hond, die vastzit aan een fietsenrek, blaft om zijn baasje, die waarschijnlijk extra lang naar boeken over dierentaal blijft zoeken. Hij voelt medelijden met de zwarte herdershond, hij aait hem wat over zijn kop, wat hem rustig maakt. De genadeloze auto's razen als demonen voorbij. 'Hé, die Karel, heb je je hond meegebracht?', zegt een hoge kinderstem. Een slordige jongen loopt op Karel af. 'Nee, natuurlijk niet', antwoordt Karel, 'deze hond was er al toen ik hier kwam en hij is vast van een debiele klootzak, want hij blijft heel lang weg en deze hond blaft maar.' 'Is Kees er nog niet?' 'Nee, zie jij hem soms? heb je Esther nog van mij gegroet?' 'Mijn zus moet niets van je hebben, dus vergeet haar maar!' 'Okay, het is toch een pokkentrut, geef mij Karin maar.' 'Karin? o ja, die heeft al flinke bollen hé, maar is zo stom, ze is al twee keer blijven zitten.' 'Wat geeft dat nou!' 'Inderdaad hé, waar blijft die Kees nou, zeg?' 'Weet ik veel, eikels zijn altijd te laat!' 'Mag je Kees niet?' 'Nou, nee, niet zo, hij doet zo eigenwijs.' 'Mag je mij dan wel?' 'Ja, Theo, jou mag ik wel, nou goed, eigenwijze lul!' 'Kijk, daar komt Kees al, hij heeft zijn leren jasje aan.' 'Dat bedoel ik nou, hij verzuipt erin.' 'Ach wat, je bent gewoon jaloers!'
Van deze laatste opmerking slaat Karel dicht. Kees heeft zich bij de andere jongens gevoegd en samen gaan ze op weg naar nieuwe avonturen. Allen zijn ze zeer uitbundig. 'Hé!', roept Kees, 'zullen we naar de bunker gaan?'. 'Liever niet', zegt Karel, 'ik blijf liever wat in de stad'. 'Wat dan doen?', vraagt Theo aan Karel. 'Gewoon, wat in de winkels rondneuzen, wat snoep pikken en wat lol trappen.' 'Als je dat lol kunt noemen', reageert Kees. 'En wat wil je dan in de bunker gaan doen?', vraagt Karel. 'Nou, oorlogje-spelen en kijk eens hier!' Kees haalt een oud zakje shag uit zijn binnenzak en hij beweegt het wat heen en weer door de lucht. 'Deze shag heb ik van mijn vader gejat en ik heb ook een Rizla-doosje, zit nog half vol.' 'In dat geval zeg ik niets meer, okay, we gaan!', zegt Karel.
Theo knikt tevreden naar Karel en Kees rijdt voorop richting het weiland, waar de oorlogsbunker zich bevindt. De bunker staat vol met water en overal liggen stukken beton, wat een vervallen en gruwelijke indruk geeft. De sfeer is er naargeestig en doods, alsof je een griezelfilm instapt. Kees gaat als eerste naar binnen, daarna volgt Theo en Karel volgt als laatste. Het ruikt er muf en het zonlicht dringt er slechts schaars naar binnen. 'Pas op, dat je niet struikelt!', zegt Kees, 'anders val je op een skelet van de Duitsers en je weet nooit of er nog leven in zit, het schijnt dat er levende skeletten bestaan, dat noemen ze zombies.'
Kees maakt daarbij een spookachtig geluid. 'Doe niet zo flauw, Kees, anders ga ik terug hoor', zegt Theo. 'Inderdaad, en ik ook', zegt Karel. 'Goed, ik hou op, hier is een trap naar boven, volg mij!' 'Hé, dat wist ik niet!', zegt Theo.

Schrijver: Joanan Rutgers, 29 juni 2010


Geplaatst in de categorie: vriendschap

4.0 met 2 stemmen 408



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)