Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

De reis van een Dwaas

Hetgeen dat na een lange reis, die jaren duurt nog weinig verschil uitmaakt. Op het laatst zijn zij allemaal hetzelfde. Nog tieners op een verdwaald spoor.
Ik zag treinen razen, op het station passagiers rustig binnenkomen die kalm het uurwerk afzochten om daarna toch nog overmoedig te worden, dichters die met een hand proza op de muren dachten te spuiten en jongemannen die de kunst nog moesten ontdekken. De minsten luisteren het beste, willen nog leren. De mooiste werken komen uit deze handen.
Nog vurig vermengen zij de kleuren en beschilderen witte achtergronden met onbegrijpelijke figuren, die dansen, springen, dartelen als pasgeboren lammeren in de wei. De onschuld.

Ooit ontmoette ik iemand die weende om niets. Het was geen anticlimax maar een geestelijk moment. Wij kwamen allebei uit andere streken.
Toch hadden we elkaar eerder ontmoet al deelden wij dat moment niet meer samen.
Onze handen vonden elkaar en we rolden een sigaret samen met tien vingers. En stapte een cabine in voor ons alleen, vreemdelingen zaten om ons heen maar wij zagen ze niet. Daar ontdekte we dat je kon horen zonder dat er gepraat werd. Bij een elektriciteitsmast stapte we uit het rijtuig. Zeiden geen gedag al keek iedereen ons aan of wij betoverd waren.
Bij de mast die wij tot onze wigwam bombardeerde, begonnen we als vanzelf te dansen. Indianen zijn wij niet geweest maar zij waren wel bij ons. Een bejaarde man was in mij: ik was het opperhoofd.
Voor tien wilde paarden, zwart-witte, kocht ik zijn ziel van God en daarmee tartte ik het lot.
Toen een goederentrein passeerde sprong hij erop en de machiniste die gewoon zichzelf was nam hem weg. Ik trok verder, met de benenwagen. Het was raar maar ineens had ik een rugzak op mijn rug. En voelde me alleen.

Zij die altijd in de eenzaamheid thuishoorde had het leven gezien in blauwe ogen. Het landschap veranderde om mij heen, de uitgestrekte weilanden waren een Sahara geworden. Dorstig verlangde ik naar een oase en een amazone die mij kon uitleggen wat er gebeurde. Uiteindelijk kwam ik bij een stad aan.
Daar waar het licht brandde klopte ik op een gesloten deur. De tuinpoort ging open en de mensen die daar stonden keken mij aan, met verhalen op hun gezichten die ik herkende uit mijn eigen leven. De waarheid is dat zij nooit echte vrienden zijn geworden en dat ik alle namen ben vergeten op een enkeling na. Zijn moeder heeft hem begraven.
Ik was de enige in zwart die dag.
Jaren later in een droom nam hij nog afscheid van mij en zwaaide. Mijn lichaam sliep en mijn geest gerustgesteld, kon verder gaan.

De jaren verstreken en ergens ben ik getekend door het leven veel tussenstations gepasseerd. Soms bedenk je dat je er een boek over zou kunnen schrijven. Maar welk mens is in staat om elke regendruppel te omschrijven die je op je naakte lichaam hebt gevoeld? En waarom zou je de blauwe lucht delen met mensen die er niet bij zijn geweest en de orkanen verzoeken nog eens door je leven heen te stormen?

Het boek ligt dichtgeslagen op mijn bureau. Gisteren ben ik aan een nieuw schrift begonnen. Ik deel het met een vriend. Ergens achter het raam stelde hij zich ooit tentoon aan mij.
Hoe het ontstaan is weet ik eerlijk gezegd niet meer. Ik schreef aan hem “,soms tarten wij het lot alleen al door er te zijn. “
Wij zijn twee struisvogels samen, steken onze koppen in het zand en ondergronds laten we geheime codes achter. De mensen van de bovenwereld schreeuwen er soms doorheen. En zij leven het leven met ons.
Daar zijn wij apart, voetstappen waar anderen in meelopen. Wij laten zandkorrels achter die tot glazen geblazen worden. Drinken dan de goede wijn eruit en proosten in het heelal op elkaar. Soms zit ik buiten in de tuin en kijk naar de sterrenhemel. Hij zit op zijn veranda en ziet de maan.
De ander was er niet en dus werd het een gedachte van ons alleen. Het liegt een half leven met de weet dat de waarheid gelezen is. Een fietsuur van elkaar verwijderd zijn wij onvervalste geliefden van de werkelijkheid die we echt beminnen. Het enige wat wij doen is onze dromen delen en inzien dat er maar weinig publiek is. Wij zullen altijd maagden zijn.
En daardoor verzoeken wij onszelf niet.
Nooit zal het moment aanbreken dat wij tegenover elkaar gaan staan, de ander in de ogen kijken, vol afgunst en in woede getoornd.

Liefde kent vele grenzen, ik ben alle grenzen overgegaan. Door blauwe ogen die me de toegang gaven tot de zee ben ik een piraat geweest die schatten heeft gezocht, op eilanden strandde en leerde zwemmen in het zoute water waar haaien je bedreigen. Hier kwam ik erachter dat Neptunus een legende is. Dat ik voor een dag een zeester kan zijn maar ook een kwal. Het mooiste moment kwam toen ik met beide voeten weer de aarde onder me voelde.
Ik werd wakker, zinnelijk en onbemind mijzelf.

Vandaag stap ik de locomotief in. Ik ben de machiniste. De deuren van de trein staan open. Kaartjes verkoop ik niet. Het is zondag, vrijreizen voor dwazen. In mijn narrenpak ga ik over het spoor het avontuur tegemoet. En met deze machtige machine onder mijn handen zing ik een liedje die niemand mag horen. Het gaat over de liefde. In de hemel krijg ik vast en zeker, van God engelenhaar.

Schrijver: Amanda Malinka, 21 juli 2010


Geplaatst in de categorie: ex-liefde

4.5 met 6 stemmen 353



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)