Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Kraanvogel

Naast het treinstation van Gouda staan al geruime tijd twee superhoge kranen, waar je ook bent in deze stad, ze torenen boven alles uit. Ze zijn nodig om het nieuwe stadhuis te realiseren en zo te zien gaat dat tegenwoordig in sneltreinvaart, want na de fundering werken ze nu al ongedurig omhoog, de Toren van Babel is er niets bij. Er worden zelfs metershoge, Griekse zuilen gebouwd, wat het aanzien aanzienlijk verhoogt. Het kost een paar miljoen, maar die wereldwijde crisis is allang verwerkt, psychisch dan.

Karel Vroegindewei, een wethouder van ruimtelijke vorming loopt met zijn vrouwelijke collega te zoeken naar een geschikte plek voor het toekomstige standbeeld van Leo Vroman, na Erasmus toch wel de beroemdste oud-plaatsgenoot. Om hem nou op een perron te zetten, dat lijkt hen niet zo geschikt, bang dat hij ieder moment de trein en het vliegtuig neemt naar Amerika. 'Hier zou het kunnen!', stelt de vrouw, terwijl ze door haar knieën zakt en haar rok zich als leer rondom haar flinke billen spant. 'Ik denk een metertje naar rechts, Ellen', zegt Karel met zuinige lippen. 'Zou je denken?', spartelt Ellen tegen, 'ik heb hier toch echt een juist gevoel over!'. 'Laten we er tussenin gaan zitten', vlijt hij, 'dat is een compromis en dan schenk ik vanavond een fles champagne, terwijl we eerst uit eten gaan bij restaurant Brunel.'. 'Jeetje, Karel, daar zeg ik geen nee tegen!' 'Kom, we gaan de plek markeren en we bellen meteen naar de kunstenaar, die het beeld al zo goed als klaar heeft, om hem de plek te tonen.' 'Vandaag nog?' 'Nee, vandaag heb ik andere plannen met ons!' 'O, naughty boy!' Ze struikelt bijna in zijn armen. Hij loopt apetrots over de plaatsbepaling, zo ongeveer het enige wat hij te doen had vandaag, met een kloppende joekel in zijn trendy boxershort.
De bewegende kranen doen zijn trotse gemoed nog extra volzuigen met bezeten adrenaline, hij associeert zichzelf met die stoere bouwkracht, kijkt manmoedig en broederlijk naar de vage kerels in de luchtcabine's, zwaait denkbeeldig als een aanvoerder van een volksopstand. Ellen verdwijnt op de afdeling van het oude gemeentehuis, hij droomt de rest van de dag van de tijd na de champagne.

's Avonds arriveren Karel en Ellen gedoucht en picobello aangekleed in het chique restaurant aan de Hoge Gouwe. Ellen ruikt naar Chanel no. 5 en Karel heeft iets van Hugo Boss opgesmeerd. De geuren vermengen zich met elkaar en met de zalige geuren van de dampende gerechten. Ze eten een zes-gangen menu en ze doen er lekker langzaam over. De Franse uiensoep is doortrokken met de meest fantastische kruiden en de Canadese zalm is tongstrelend mals en maakt hen al zo week, dat ze elkaar innig kussen bij het eerste glas wijn. Na het ijsdessert nemen ze nog een cappuccino om de terugreis te overbruggen. Karel geeft een flinke fooi en stevig omarmd met Ellen zwalken ze naar zijn geparkeerde Porche. Hij probeert de autodeur te openen, terwijl hij een gil hoort en aan de andere kant van de auto ziet hij Ellen neervallen, hard geslagen door een macaber figuur. Hij rent om de auto heen en hij hanteert zijn karatekennis om de ellendeling te ontwapenen en te overmeesteren. Dat lukt vrij snel, die ligt al snel op apegapen. Ellen ligt roerloos op de grond, met een zwaarbloedend gelaat, hij ziet opeens het mes in haar rug, trekt het eruit, voelt aan haar halsslagader, maar het kloppen van haar hart is gestopt, hij kan niets meer doen, hij belt de politie, vertelt de locatie, gaat wezenloos lopend richting het stationsgebied, waar de kranen als twee duistere reuzen hem wenken.

Hij wringt zichzelf langs de ijzeren toegangshekken en hij klautert behendig op één van de megakranen. Bij elke trede schokt hij van verdriet om Ellen, denkt aan haar, terwijl agenten haar nu ongeveer vinden, hoe ze net als hij geen ambulance kunnen bellen, hoe de laffe moordenaar voor het grijpen ligt. Terwijl hij de hoogste hoogte bereikt heeft, schreeuwt hij nog eenmaal uit volle borst: 'Laat dat beeld van Vroman de tering krijgen! Laat die gore gestoorde eeuwig in de hel rotten en laat mij nu acuut verenigd worden met mijn Ellen!'.
Tijdens deze wanhoopswoorden heeft hij zijn lichaam reeds van de hoge kraan geworpen en zweeft hij een tijd tussen zijn en niet-zijn, totdat hij neerploft als een kink in de kabel, als een oorlogsbom onder een heipaal, een langdurige, spookachtige smet op het nieuwe stadhuis, een doem die nog jaren doorwerkt.

Schrijver: Joanan Rutgers, 13 februari 2011


Geplaatst in de categorie: rampen

0.0 met 1 stemmen 1.447



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)