Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Een dag naar Amsterdam

Wouter en Mien waren op de huishoudbeurs in Amsterdam. Zij genoot met volle teugen van de hapjes die werden uitgedeeld, maar hij vond dat moderne gedoe maar niks.
Laat in de middag hadden ze alles wel gezien en verlieten de huishoudbeurs. In een naburig café aten ze een broodje en dronken een glaasje. Natuurlijk zat Wouter op zijn praatstoel aan de bar en vertelde breeduit over hun burgemeester in het dorp, die altijd bij nieuwe maan de bewoners van het dorp uitnodigden voor een gezellig samenzijn met veel drank en hapjes.

''Hadden wij maar zo'n burgemeester, die heeft het te druk met de nieuwe Nederlanders in zijn stad'', zei een stamgast. Verder vroeg hij zich af, waarom er zoveel Amsterdammers naar omliggende steden zijn vertrokken.
Toen Wouter het aan de stok kreeg met een baliekluiver over het geloof, riep Mien hem tot de orde. Iedereen was onder de indruk van de forse vrouw. Ze riep met luide stem:
''Kom op, ouwe, we moeten de trein halen.''
''Nog één borrel, darling''
''Geen sprake van, lopen jij'', en ze trok hem van de kruk af. Algemeen gelach bij de stamgasten.

Toen ze bij het Centraal Station kwamen bleek de laatste trein naar Assen al te zijn vertrokken.
''Wat nu, ik heb geen geld voor een taxi, veel te duur'', zei ze.
''Laten we dan een eenvoudig hotelletje in de buurt zoeken, darling.''
Ze vonden in een smalle straat een hotel, op het uithangbord stond
''Het Snolletje''
Kom, we gaan naar binnen, ik wil een paar uur pitten.''

Nadat ze door een hoogblonde dame met half zichtbare grote borsten waren ingeschreven kregen ze een kamer op de eerste verdieping.
''Wat een smerig zooitje, ouwe, moet je eens kijken overal chips op de grond en lege bierblikjes onder het bed, wat een ballentent zeg.''
''Het is maar voor één nacht, darling.''
Ze gingen nog half gekleed op het bed liggen.
''Wat door ons'', zei hij.

Bij de dageraad waren ze opgestaan en een gapende kelner voorzag ze in een zaaltje van vers gebakken broodjes, beleg en koffie. Dat smaakte het stel uitstekend. Even later kwam nog een stel binnen, een volslanke blonde vrouw en een kerel met een grote snor en veel littekens in zijn gezicht.
Zeker veel gevochten, dacht Wouter.
''Waar komen jullie vandaan'', vroeg de man met de snor aan Wouter.
''Wij wonen in een klein gehucht in Drenthe met veel bos in de omgeving'',zei hij.

''Dat kan je wel zien aan die boerenkoppen'', zei dat blonde mokkel.
Mien kreeg meteen de pest aan dat wijf.
Dat mokkel weer:
''Wat doen jullie hier in Amsterdam? Hé ouwe baas mocht je niet alleen? Je wijf was zeker bang dat je naar de hoeren ging, hé.''

De snor begon hardop te lachen, en zei:
''Laat die boeren met rust, Lola, weten die veel wat hier te koop is.''
Mien stond op van haar stoel en zei op hoge toon:
''Wij zijn geen boeren en als we boeren waren, dan hebben jullie die hard nodig voor je vreten. En nog wat, waren jullie vannacht zo'n herrie aan het maken, wij konden geen oog dicht doen.''
''Je moet je grote smoel houden boerentrut, wat is dat voor een kapsel, je lijkt ma Flodder wel'', zei dat blonde wijf.

Opeens gooide dat mokkel een klodder boter naar Mien, precies op haar wang. Mien stond woedend op en liep naar dat mokkel toe en gaf haar een harde klap op haar dikke smoel. Er volgde meteen een gevecht tussen de twee vrouwen en ze scholden elkaar voor rot. De kleine Wouter was geen partij om de twee vrouwen te kalmeren en de snor kwam er ook niet tussen, maar keek wel dreigend naar Wouter, en zei:
''Wou je ook een pak op je flikker hebben, boertje?''
Die beefde van angst, die krachtpatser was geen partij voor hem.

Gelukkig hielden de vrouwen op met vechten. Mien kwam uit de strijd met een paar schaafwonden in het gezicht.
Ze ging weer zitten en dronk van haar koffie.
''Opeens stond dat mokkel weer op en zei:
''Jullie hebben het zelf uitgelokt, want toen wij binnen kwamen om te eten, hoorde ik ma Flodder zeggen, dat ik op een hoer leek. Dat hoorde ik duidelijk, dat hoef ik niet te nemen, begrepen?''

Voor alle zekerheid bood Wouter zijn excuus aan. Wat er toen gebeurde begrepen ze allebei niet. Dat blonde mokkel kwam naar ze toe en gaf ze allebei een zoen.
''Zo zijn wij Amsterdammers'', zei ze.
De twee stellen namen hartelijk afscheid van elkaar.
In de trein naar Assen spraken ze nog een hele tijd over de gebeurtenissen in Amsterdam.

Schrijver: kees niesse, 6 juni 2011


Geplaatst in de categorie: afscheid

1.0 met 3 stemmen 960



Er is 1 reactie op deze inzending:

Naam:
Han Messie
Datum:
6 juni 2011
Email:
hmessielive.nl
Nou Kees, waren alle mensen maar zo makkelijk om vrede te stichten en zich weer met elkaar te verzoenen na een heftig geschil!

Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)