Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Suïcidale dokter

(voor Thomas Lovell Beddoes (1803 - 1849))

Je werd als exentrieke dichter geboren in Clifton, Bristol, als de zoon van vader Thomas, die een uitstekend arts was en bovendien stevig bevriend met de geplaagde dichter Samuel T. Coleridge, die bij hem in behandeling was. Je zorgzame moeder Anna was weer bevriend met de intelligente schrijfster Maria Edgeworth. Als kind moest je je beleefd voorstellen aan die grote, sombere gestalte, die zich voortstelde als 'My name is Coleridge and I am a great poet, youngh man!', daarbij cynisch lachend naar je adorerende vader. Daarna wuifde je vader jouw met zijn waaierhand naar de slaapkamer, waar je nog lang wakker lag in het pikkedonker, trachtend de stemmen onder je te verstaan. Soms keek je stiekem van boven aan de trap naar beneden en zag je door een ruit de vage contouren van die geheimzinnige dichter met zijn luide dronkemanslach. Je vader liet je de volgende ochtend een gesigneerd exemplaar van een van zijn dichtbundels zien, uiterst voorzichtig, want hij was apetrots op die zwarte kriebels. Je voelde je nietig bij die beroemde dichter, die meer aandacht van je vader kreeg dan jij. Je had die bladzijde eruit willen scheuren en op willen eten. Als zoon van een rijke arts ging je studeren in Oxford, aan het Pembroke College, daar deed je goed je best, zoals je vaderboodschap altijd luidde, maar er kwamen al wel wat scheuren in je zondagse pak. Je ontdekte het genot van bier en wijn, tabak en poëzie. Op je achttiende debuteerde je met 'De improvisator', als een trotse pauw liet je het aan je vader zien, maar die schudde slechts met zijn drukbezette hoofd en zei slechts: 'Om een Coleridge te worden, moet je met beter geschut voor de dag komen!'. Hij verdomde het zelfs om maar een gedicht eruit te lezen. Je kwam via-via in contact met Mary Shelley, de weduwe van Percy, met wie je nachtenlang over poëzie gesproken hebt, met wie je flessen port dronk en met wie je voor het eerst de liefde bedreef en goed ook, want ze had heel wat in te halen, des te zaliger voor jou. In 1825 stierf je geliefde moeder in Florence. Je doodverlangens kregen een gruwelijke, verstikkende vorm, al studeerde je hardnekkig door aan je studie geneeskunde in Göttingen. Deels schijnbaar, want je ontdekte de heilzame romantiek van nachtelijke kroegen, waar de dames weinig om het lijf hadden en graag van bil gingen met gespierde, viriele jongelingen. Je maakte heel wat kroegnimfen het hof en je lapte de stilteregels aan je laars, vaak zat je dronken te knikkebollen in de collegezalen. Eenmaal weggestuurd monsterde je aan bij de universiteit van Würzburg en in 1831 behaalde je je doctoraal, waarna je vrijwel meteen verbannen werd uit Beieren, omdat je lid was van een partij, die voor een verenigd Duitsland was en dat pikten die trotse Duitsers daar niet. Ze verklaarden je voor gek en ze deporteerden je naar Zürich. Je zwierf door Zwitserland op zoek naar onderdak en voedsel, soms had je als dokter het een en ander te doen, voor bodemprijzen dan, maar dat kon jou niets schelen, als je maar weer wat sterke drank kon kopen om de sores te vergeten. Je wist nog eenmaal terug te keren naar good-old-England, Mary verwende je met culinaire verrassingen, tedere massages, oude port en paradijselijke seksnachten. Haar rijpe lichaam sliep voldaan bovenop jouw naar adem hijgende, oceanen zwetende, zwaar melancholieke, wezenloze lichaam. Bij je familie werd je uitgekotst vanwege je boerse manieren en je buitensporige drankzucht. Je gaf vrouwen geen hand meer, maar je kneep ze direct in hun borsten, dat was the limit, weg met jou, en zo geschiedde. Je mensenhaat verergerde alarmerend, je maakte ruzie met iedereen, die in je gezichtsveld opdoemde. In Basel wist je, kien als je was, de zwerversmethoden om te overleven weer snel op te pakken. Je had een seksueel avontuur met een homofiele bakker, welja, dat kon er ook nog wel bij, je deed het vooral om wat brood te scoren en zijn drankvoorraad te ledigen. Je doodsdrift had een makkie aan jou, je was zo gedwee als een volgzaam schaap en je roeide extra hard door om Thanatos vroegtijdig te omarmen, je geest, zo wist je, zou toch blijven voortbestaan en die vervloekte, aardse ellende zou dan voorgoed voorbij zijn. Je gedichtenerfenis zou door anderen wel in goede aarde vallen, waarin je gelijk kreeg. Eerst kreeg je een voedselvergiftiging, dat resulteerde in een deelse beenamputatie, je overwoog een slagader effectief door te snijden, maar als een geslepen gifkenner nam je curari tot je, een zeer bijtend, zeker slotakkoord, als de fatale beet van een koningscobra. 'Ik ben beter dan jou, Coleridge, O Mary! Nu houdt alles op!', ijlde je tenslotte, 'O Mary! Omarm me juist nu nog eenmaal zoals ooit!'

Schrijver: Joanan Rutgers, 16 augustus 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

4.0 met 2 stemmen 49



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)