Inloggen
voeg je verhaal toe

Verhalen

Ongeluksvogel

(voor Léon Deubel (1879 - 1913))

Je bent geboren in Belfortaine, waar je ouders enkele gastronomische winkels, zeg maar kruidenierszaken, beheerden. Achter in jullie tuin stonden appelbomen, perenbomen, kersenbomen en pruimenbomen. Er groeiden aardbeien, frambozen en aalbessen. Je ouders wilden maar al te graag dat je hun duurzame winkelketen later van hen zou overnemen, maar daar verzette jij je al zeer vroeg tegen, al die exotische kruiden en dure soorten wijn, je had meer met geestelijk voedsel. Je was hun eindeloze geruzie zo zat en je walgde van hun burgerlijke verveeldheid. Nadat ze uit elkaar gegaan zijn, kwam jij bij een zeer gemoedelijke, vrijzinnige oom te wonen en je studeerde goedmoedig aan de school in Baume-les-Dames. Via die school en de plaatselijke bibliotheek kwam je al ras in contact met de Franse literatuur en de Franse lyriek, want voor lyriek had je een zwak. Voordat je 's avonds de kaars uitblies, maakte je nog gauw een gedicht. De gedichten stapelden zich op en je wist vanzelf wat je was. Je liep stage als leraar in Pontarlier en Arbois. Je deed echt je best, maar je kon geen orde bewaren onder de leergierige, maar relschoppende leerlingen, tevens had je een nogal rommelige aanpak qua lesgeven, waardoor de woedende directeur je op staande voet ontslagen heeft. 'Ga eerst zelf maar weer naar school!', schreeuwde hij. 'Klootzak!', mopperde jij en je spuwde op zijn pas gepoetste schoenen. Zonder werk en zonder duidelijke vooruitzichten reisde je naar Parijs, waar je onder de Seine-bruggen sliep en korsten brood van de straat oppeuzelde. Je bedelde om geld en je kocht goedkope wijn, die je in de keurig aangelegde parken opdronk. Toch lukte het je om het tijdschrift 'Lilloise' op te richten en de rijkere dichters, die je zo ontmoette, ondersteunden jou. In 1903 ontmoette je de uiterst charmante Louis Pergaud, die nog wel leraar was, maar klaagde over de benepen dorpsbewoners, die maar niet de kerk van de staat wilden scheiden. Roomse sujetten zonder vernieuwingsdrift. Tevens kampte je met je kersverse vrouw. Je mocht bij hen komen wonen van Louis, wat je maar al te graag wilde, daar je een oogje op hem had en hij op jou, maar dat was nog niet goed bij hem doorgedrongen. In het ogenschijnlijk vredige dorp Landresse was het in jullie huis een en al oorlog, temeer daar zijn vrouw zag hoe goed jullie met elkaar konden opschieten. Ze voelde zich als vrouw verraden en vernederd. Ze keek jou weg met dodelijke blikken, maar je hielp Louis met het samenstellen van zijn eerste dichtbundel 'De schemering', die in 1904 verscheen. Je vriend liep met zelfdodingsplannen rond en na lange gesprekken wist je hem ervan te weerhouden en de zwaar gekwetste vrouw achterlatend, gingen jullie samenwonen in een sterk vervuilde kamer te Parijs. Jullie sliepen niet alleen noodgedwongen in één bed, maar ook omdat jullie van elkaar hielden, zoals Verlaine en Rimbaud ooit deden, niet eens zo lang geleden. Jullie bezochten een lezing over Verlaine en jullie dronken een paar glazen absint met de connaisseur, terwijl hij begerig naar jullie jeugdigheid verlangde. 'Was Rimbaud goed in bed?', vroeg jij aangeschoten. 'Donder op, jullie, lamme vlegels!', antwoordde hij. Als de nieuwe Verlaine & Rimbaud liepen jullie omarmd door de imposante straten en doken jullie in Montparnasse de duistere kroegen in, waar jullie als het ware jullie voorgangers nog roken. Ondanks jullie straatarme armoede wilde jij nog steeds niet de winkels van je ouders overnemen, ook al schreven ze je vele smeekbrieven en wisten ze van de honger en de verloedering. Ze wisten ook van je minnaar Louis, maar daar zwegen ze over. Je was het gelukkigste als je weer een nieuw sonnet had geschreven en nog meer als het in een tijdschrift verscheen. Louis streelde je korte, dunne haren en hij omarmde je goedgeklede, vriendelijke uitstraling. Jullie snorren streken langs elkaar heen, versmolten met elkaar. Je vriend Varese zette enkele van je beste sonnetten op muziek en tijdens een feestelijke samenkomst genoot je intens van deze bewerkingen. Je leefde nog steeds als een straathond, ook al kwam je zo af en toe in de betere gelegenheden, waar je dan dubbel van genoot. Door een slippertje met Varese en nog enkele anderen, schaadde je het vertrouwen van Louis en de ruzies sie hij eens met zijn ex-vrouw had, had hij nu met jou. Door jullie vrouwelijke inborst waren de scheldpartijen theatraal en sentimenteel. Moe van je armoedige omstandigheden en je debacles in de liefde, je wezenlijk mislukt voelend, verliet je Louis en wenste je hem sterkte toe in dit ratachtige leven, je keerde terug naar de bruggen en de broodkruimels, naar de vervloekte anonimiteit, waar je als Don Quichot tegen gestreden had. Zwaar ondervoed en aangetast door een bloed vergiftigende depressie liep je wankelend als een ruïne naar de kille Marne, na eerst al je manuscripten en briefwisselingen te hebben verbrand, je ontdeed je van je schamele kleren, je dronk nog wat bedorven wijn en al was je niet echt rooms, je sloeg toch een kruis, men kan niet weten, je smeet je zwarte bolhoed ver voor je uit, je knipperde zenuwachtig met je ogen, al was je beroemd als dichter, het boeide je niet meer, net zo min als die volgepropte kruidenierswinkels, die zielloze gezapigheid, dus verdronk je jezelf in Maisons-Alfort, 34 jaar oud, want je voelde je ouder dan Methusalem, het water klokte naar binnen en na wat tegenstribbelingen stikte je door zuurstofgebrek, met nog even een flitsgedachte aan Louis, je grootste geliefde, die twee jaar later stierf als een krijgsgevangene in een Duits hospitaal, wat doorzeefd werd met Franse kogels. Men noemde je de laatste, gedoemde dichter, maar hoogstwaarschijnlijk zou je op die dwaze titel gepist hebben.

Schrijver: Joanan Rutgers, 29 augustus 2011


Geplaatst in de categorie: literatuur

4.0 met 1 stemmen 63



Er zijn nog geen reacties op deze inzending.


Geef je reactie op deze inzending:

( vink aan als je niet wilt dat je e-mailadres voor anderen in beeld verschijnt)